Fout van de evangelieschrijver
ds. M. Klaassen | 1 reactie | 03-01-2011| 09:19
Vraag
In Mattheüs 27: 9 staat dat het kopen van de akker van de pottenbakker met het verradersgeld van Judas de vervulling is van een profetie van Jeremia. Deze profetie staat echter niet in Jeremia, maar in Zacharia (zoals ook door de verwijsteksten en kanttekeningen wordt aangegeven). Dit lijkt een fout van de evangelieschrijver te zijn. De verklaringen in de kanttekeningen vind ik zelf niet heel erg geloofwaardig. Hoe kunnen we deze fout in het onfeilbare Woord van God verklaren?
Antwoord
Geachte vraagsteller,
Bedankt voor uw vraag. Het probleem wat u voorlegt is erg bekend; velen hebben zich er over gebogen. Ik citeer de tekst even in zijn geheel: "Toen is vervuld geworden hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia, zeg zeggende: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israëls, Denwelken zij gewaardeerd hebben. En hebben dezelve gegeven voor de akker des pottenbakkers, volgens hetgeen mij de Heere bevolen had."
Mattheus haalt hier een tekst aan die grotendeels, maar niet helemaal, te herleiden is tot Zacharia 11: 12-13. In deze geschiedenis wordt Zacharia als herder door het volk verworpen en afgescheept met het slavenbedrag van dertig zilverlingen. Dit geld wordt in de tempel geworpen. Hetzelfde gebeurt bij Jezus: Hij wordt als herder door het volk verworpen en verkocht voor dertig zilverlingen die vervolgens in de tempel gegooid worden. Mattheüs ziet de geschiedenis van Zacharia als een typologische verwijzing naar wat er later met Jezus gebeurt. Maar hoe zit het nu met de verwijzing naar Jeremia?
Het is de vraag of het hier om een 'fout' gaat. Er zijn verschillende verklaringen gegeven om deze passage te verklaren. Sommigen denken dat het een verschrijving is van een kopiïst toen hij het manuscript overschreef, anderen denken dat Mattheüs zich per ongeluk vergist heeft. Dat laatste zou inderdaad betekenen dat er sprake is van een fout in het Woord van God. Dat is niet aannemelijk. De meest plausible oplossing is dat Mattheus twee teksten gecombineerd heeft, namelijk uit Jeremia en Zacharia. Verklaarders wijzen erop dat in het Mattheüscitaat er sprake is van een akker. Maar in Zacharia wordt daar niet over gesproken. Het lijkt dat Mattheüs verwijst naar Jeremia 19. In dit hoofdstuk moet de profeet Jeremia voor de ogen van de oudsten en priesters een pottenbakkerskruik breken, als teken van het komende oordeel over Jeruzalem. Het dal waar dit gebeurd, het dal van de zonen van Hinnom, zal in de toekomst "Moorddal" genoemd worden (vs. 6). Het zal een onrein gebied worden vanwege het vele bloed dat straks zal vloeien. Zo wijst ook de "akker des bloeds" die met de dertig zilverlingen gekocht wordt, al symbolisch vooruit naar het oordeel en de verwoesting die straks over de stad Jeruzalem komt in het jaar 70.
Wat Mattheüs dus doet in hoofdstuk 27 is twee teksten met elkaar verbinden, één uit Jeremia en één uit Zacharias. Wij vinden dat misschien wat vreemd, maar dat was een gebruikelijk manier van omgaan met de Schrift onder joodse rabbijnen: teksten die over hetzelfde gaan (in dit geval een pottenbakker) met elkaar verbinden. Je ziet dat bijv. ook in Markus 1:2-3, waar twee verschillende teksten uit de profeten over Johannes de Doper aan elkaar verbonden worden. De vraag die overblijft: waarom noemt Mattheüs Jeremia en niet Zacharia? Dat is waarschijnlijk omdat Jeremia als de belangrijkste van deze twee profeten geldt.
Hartelijke groet,
Ds. M. Klaassen
Dit artikel is beantwoord door
ds. M. Klaassen
- Geboortedatum:25-02-1981
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Sliedrecht
- Status:Inactief