Eerst je ellende moeten kennen

Ds. W. Pieters | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00

Vraag

Velen hebben kritiek als je zegt dat je eerst je ellende moet kennen voordat je Jezus kunt aannemen. "Je moet Gods soevereine Geest niet de weg voorschrijven waarlangs Hij moet werken", zeggen ze dan. Ik hoor ook velen zeggen dat ze hun ellende pas leerden kennen, nadat ze de Heere Jezus hadden aangenomen. En daarvoor niet. Is hun bekering soms niet echt? Kan zo'n bekering niet? Kan ik de Heere Jezus wel werkelijk aannemen, als ik nog niet echt een waar berouw over mijn zonden heb, want ik bemerk bij mezelf dat ik ze vaak zo oppervlakkig aan God belijd. Zou u hier antwoord op kunnen geven?


Antwoord

Waar het kort en goed om gaat, is de vraag of zondekennis wel nodig is. De HEERE zegt in Jeremia 3 vers 12 tot de profeet: "Ga heen en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afgekeerde Israël, spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op u niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal de toorn niet in eeuwigheid behouden."
Hier wordt niet alleen een vriendelijke nodiging uitgesproken, namelijk dat het volk Israël zich tot zijn God zou wenden, zou terug keren; maar dat volk wordt ook bemoedigd om terug te keren: "Want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE."
Is het nu nodig dat dit volk, dat deze terugkerenden, hun zonden leren kennen? Letten we goed op wat God tot de profeet zegt, dan moeten we zeggen: terwijl de HEERE dit volk nodigt, overtuigt Hij hen tegelijkertijd daadwerkelijk van hun zonden. Want hoe moet Jeremia het volk Israël noemen? "...gij afgekeerde Israël."
Lezen we verder in het volgende vers dan zien we dat de vriendelijke nodiging van God toch een zekere voorwaarde bevat: "Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de HEERE, uw God, hebt overtreden en uw wegen hebt verstrooid tot de vreemden, onder elke groene boom; maar gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest, spreekt de HEERE."
Wat houdt deze voorwaarde in? Stellig níet dat het volk zélf moest zorg voor zondekennis. Maar toch wél, dat er -hoe dan ook- een oprechte belijdenis van, en dus ook kennis van en smart over, de zonde moet zijn. Als zij tot de HEERE zouden komen, ônder de kennis en erkentenis van hun ongerechtigheid, zouden ze níet welkom zijn bij de HEERE!
Matthew Henry zegt over deze voorwaarde: "Wij moeten het bederf van onze natùùr erkennen: ken uw ongerechtigheid; de verdorvenheid en ongeregeldheid van uw natuur. Wij moeten onze dádelijke zonden erkennen: dat gij tegen de Heere, uw God, hebt overtreden; dat gij Hem beledigd en smaadheid aangedaan hebt. Wij moeten de ménigte van onze overtredingen belijden: dat gij uw wegen verstrooid hebt tot de vreemden; hier en overal uw afgoden nagelopen hebt: onder elke groene boom; waar gij ook geweest zijn, overal hebt gij de sporen van uw dwaasheid achtergelaten. Wij moeten onze zonden verzwáárd achten omdat zij ongehoorzaamheid zijn aan de Goddelijke wet. De zondigheid van de zonde is hierin het ergste: gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest; erken en laat dat u meer dan iets anders verootmoedigen.'
Een tweede, heel duidelijke, voorbeeld dat zondekennis wordt verondersteld bij elke waarachtige bekering, vinden we in Hosea 14 vers 2, waar de oproep weerklinkt: "Bekeer u, o Israël, tot de HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid." De profeet windt er geen doekjes om en verklaart, door Gods Geest gedreven, duidelijk wat de reden of noodzaak is om tot de HEERE terug te keren (= zich tot de HEERE te bekeren): " ...want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid."
Hóe moeten of mogen zij dan terug keren? Het volgende vers leert het ons: "Neem deze woorden met u, en bekeer u tot de HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren van onze lippen." Dus de profeet geeft aan het wederkerende volk de woorden in de mond (en natuurlijk wordt dan verondersteld dat deze lippenbelijdenis voortkomt uit het verbroken hart!): "Neem weg (= vergeef) alle ongerechtigheid."
Ook Joël zegt het zo in hoofdstuk 2 vers 12: "Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage." Waarom staat er nadrukkelijk bij, denkt u: "...met vasten en met geween en met rouwklage'? Dit kan niet anders betekenen dan dat de zonde moet worden gekend en erkend. En wenen en rouwklagen betekent toch ook, dat de zonde moet worden beweend!
Hoe komt u nu aan deze zondekennis? Vraag het de Heere!
Verder: als zondekennis niet nodig was, hoefden profeten en apostelen niet steeds weer de zonden aan de kaak te stellen. Gods opdracht echter aan zowel de profeten van het Oude Testament als de apostelen van het Nieuwe Testament is steeds hetzelfde: ze moeten hun hoorders van zonden overtuigen.
Ik zal één plaats uit het Nieuwe Testament aanvoeren. De apostel der liefde, zoals Johannes wordt genoemd, schrijft (I Johannes 1 vers 9): "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeeft en ons reinigt van alle ongerechtigheid."
Hieruit volgt zonder meer: indien wij onze zonden níet belijden, hoeven we ook niet op vergeving te rekenen. Waarom is de belijdenis van zonde, dat is: de éérlijke belijdenis van zonde en dus de onontbeerlijke kénnis van zonde nodig (die zeker met smart en verbrijzeling van hart gepaard gaat!) om vergeving te krijgen? Omdat God met ons niet omgaat als met redeloos vee.
Wij krijgen een menselijke behandeling van de Heere. Menselijk in de zin van: zoals bij mensen past. Bijvoorbeeld: God trekt ons niet tot Zich zonder ons tegelijk gewillig te maken en zelfs verlangend te maken om tot Hem te worden getrokken.
Dat is tussen haakjes ook de bedoeling van de vreemd-klinkende uitdrukking in Hosea 11 vers 4, waar God zegt: "Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde." Mensenzelen of mensenkoorden zijn geen touwen waarmee koeien worden getrokken, maar koorden die bij mensen passen. Zo ook vergeeft God ons de zonden niet 'automatisch', zoals de roomse kerk haar gelovigen bedriegt, namelijk zonder te weten wat vergeving inhoudt.
Nu, heeft vergeving wel enige inhoud voor uw gemoed, tenzij u weet wát er vergeven wordt? En kan de werkelijke waarde van de vergevende genade van God wel ooit (ook maar enigszins) worden gepeild, zonder te weten (wat de Heidelbergse Catechismus ons zo eenvoudig voorhoudt) hoe gróót mijn zonden zijn?
Ten slotte: Jezus belooft de Andere Trooster, dat is: de Heilige Geest. En Hij zegt wat deze Geest zal doen (Johannes 16 vers 8): "En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel." Dit is de weg, waarlangs de Heilige Geest Gods volk leidt.
Wanneer wij de Bijbel naspreken, leggen wij de soevereine Heilige Geest dan ook geen bevel op en schrijven wij Hem niet de weg voor, maar zeggen we alleen maar wat God Zelf in Zijn Woord ons voorhoudt. Wat dan? Het eerste werk van de Geest is: overtuigen van zonde. Wat houdt dat in? Over dit overtuigen schrijft Matthew Henry: "Dit is een rechtsterm, en duidt op het ambt van de rechter als hij een opsomming geeft van de bewijzen, en wanneer hij een zaak die lang in onderzoek is geweest en waarover lang gediscussieerd werd, in een waar en helder licht stelt. Hij zal overtuigen, dat is: Hij zal de tegenstanders van Christus en van Zijn zaak, tot zwijgen brengen door het valse en leugenachtige te ontdekken en aan te tonen, van hetgeen zij hebben aangevoerd, en Hij zal ze overtuigen van de waarheid en zekerheid van hetgeen zij hebben tegengestaan. Het werk van overtuiging is het werk van de Geest. Hij kan het krachtdadig, afdoend; en niemand dan Hij. De mens kan wel de záák openen of blootleggen, maar alleen de Geest kan het hárt openen. De Geest wordt in het voorgaande vers de Trooster genoemd, en nù wordt gezegd dat Hij zal overtuigen. Men zou denken dat dit een schrale troost is. Maar het is de methode, door de Geest aangewend, om éérst te overtuigen, en dán te vertroosten, éérst de wond bloot te leggen, en dán de genezende medicijn aan te wenden."
Ik eindig met een drievoudige vraag:

1. Kent u uw zonde.

2. Doet het u smart?

3. Drijft het u uit naar de Borg?

Ds. W. Pieters

Lees meer artikelen over:

ellendekennis
Dit artikel is beantwoord door

Ds. W. Pieters

  • Geboortedatum:
    27-06-1957
  • Kerkelijke gezindte:
    Hersteld Hervormd
  • Woon/standplaats:
    Elspeet
  • Status:
    Actief
263 artikelen
Ds. W. Pieters

Bijzonderheden:

website: dspieters.refoweb.nl


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

Draak en dinosaurus in bijbelboek Job

Ik heb een vraag over Job 40. In dit hoofdstuk stelt God aan Job allerlei retorische vragen over Zijn Schepping en of Job daar iets aan toe kan voegen of aan kan veranderen. God spreekt in vers 10-19 ...
Geen reacties
30-11-2006

Wel leuk, maar niet verliefd

Een vriendin van mij vind ik heel erg leuk. Ik heb ook gevoelens voor haar. Zij weet ook dat ik haar leuk vind. Maar als ik dat dan tegen haar zeg, dan reageert ze een beetje lacherig. Ik heb mijn gev...
1 reactie
30-11-2011

Boek van Brakel

Dominee Vergunst, op welk hoofdstuk en boek doelt u in uw antwoord op de vraag van 27-08-2003 dat ik zojuist las, het boek van Brakel? In welk boek beschrijft Brakel het werk van de Heilige Geest in h...
Geen reacties
30-11-2006
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering