Voetbalgekte losgebarsten
dr. G. W. Marchal | 1 reactie | 23-06-2010| 11:34
Vraag
De voetbalgekte is inmiddels weer losgebarsten. Of je nu wilt of niet, automatisch kom je daar als christen toch mee in aanraking. Hoe moeten we daar mee omgaan? Mijden, of schuilt er geen kwaad in als we ‘genieten’ van de voetbalwedstrijden op tv?
Antwoord
Bal en Baäl. De vraag is de moeite van het overwegen meer dan waard. In het opschrift heb ik al een richting aangegeven. Er is meer aan de hand dan een spel met een bal. Dat spel wordt zo doodernstig dat het godsdienstige trekken krijgt. Het wordt een macht die mensen in haar greep heeft, met allerlei gevolgen van dien.
Om de weg te vinden in de wirwar van vragen en de heksenketel van geluiden noem ik een tv-serie van de EO. Op zondagavond 13 juni jl. was de eerste uitzending. Ernst Daniël Smid zoekt allerlei plaatsen op waar het christelijke geloof ooit een landingsplaats had en een uitstralende werking had. Het noorden van ons land kwam in beeld. Zendelingen als Willibrord, Bonifatius en Liudger hebben er diepe sporen getrokken. In de loop van de eeuwen is er verrassend en verbijsterend veel gebeurd. Wat die verbijstering betreft: ik maak een grote sprong naar de situatie anno Domini 2010. In het dagblad Trouw van maandag 14 juni lees ik als kop boven een artikel: “Friesland staat voor de grootste kerksluiting ooit: vier van de zeven kerken van de protestantse gemeente in Leeuwarden gaan dicht. Op het platteland zullen tientallen van de 770 kerkgebouwen hun functie verliezen. In Leeuwarden hebben kerkgangers een jaar om eraan te wennen.”
Is het alleen maar kommer en kwel in kerkelijk opzicht? Ernst Smid bezocht ook de gemeente van de Vrije Baptisten in Drachten, waar ds. Orlando Bottenbleij voorganger is. Daar moet op zondagmorgen het verkeer geregeld worden vanwege de grote toestroom van mensen: dubbele diensten met ongeveer 1500 mensen. Hoe is het mogelijk? Ik heb geen sluitend antwoord, maar mensen zijn, hoe dan ook, met de moed van de hoop, eventueel van de wanhoop, op zoek naar een dragende grond, een lichtend perspectief voor hun krakkemikkige bestaan. Voor velen is de sport, met name het voetbal, een ‘pseudo-religie’ geworden. Leven alleen in ‘Platland’ is niet genoeg. Voor allen die de gangbare kerken een goed hart toedragen, ligt hier heel veel huiswerk. Ook redenen om te bidden om wijsheid en kracht.
De oude Romeinen wisten het al: het volk wil brood en spelen! Ook in dit opzicht is er weinig nieuws onder de zon. Onderweg heb ik heel veel geleerd van een voorganger, dr Oepke Noordmans (1871-1956). Ook van zijn verre neef, Jacob Noordmans, geboren in 1928. Zijn overgrootvader was een broer van de genoemde Oepke Noordmans. Jacob Noordmans was sinds 1952 betrokken bij de Leeuwarder Courant. Later werd hij hoofdredacteur. In 1989 ging hij met de VUT, maar sindsdien schrijft hij nog steeds in ‘zijn’ krant. Ik heb al zijn artikelen bewaard en in kaart gebracht. Wat hij schreef en schrijft is altijd de moeite van het overwegen waard. Ik had het plan een boekje over hem te schrijven omdat hij –naar mijn besef– een monument(je) heeft verdiend. Ik kon helaas geen uitgever vinden die een publicatie aan durfde. Zijn pennenvruchten zijn zo waardevol dat ik een aantal citaten aan u doorgeef. Hij kan het beter verwoorden dan ik kan doen. Ook wat betreft de gekte rondom het voetbalspel. Met en door die citaten wil ik hem eren als een gelovige bij de gratie Gods, die als journalist schrijft over de dingen die hij signaleert en die hij verbindt met het Evangelie van God.
“De mens heeft drama nodig, met helden en boeven, met spanning en sensatie, met tragedie en happy-end, vreugde en droefenis. Voetbal biedt dat in een ideale dosering, in twee bedrijven met een pauze ertussen en met een dramatische verlenging als de strijd onbeslist blijft” (5 juli 1974). Enkele jaren later: “Bij veel wedstrijden spelen zich taferelen af, die pseudo-religieus zijn: met koorzang en gebed, rituele dansen en kreten. Het stadion wordt een soort tempel, de spelers worden priesters, met de scheidsrechter als opperpriester, of opperdemon” (12 oktober 1981). Mensen hebben er bijkans alles voor over. Er is een soort oorlog gaande. Het doel is blijkbaar zo hoog, zo heilig, dat alle middelen geoorloofd zijn. Voetbal is oorlog, heeft Rinus Michels eens gezegd. Deze ‘oorlog’ begint van de voetbalvelden steeds meer over te slaan naar de tribunes en het gebied rondom de stadions, waar zich ‘supporters’en ‘fans’ noemende fanaten en vandalen elkaar bevechten en elk weekeinde voor kapitalen schade aanrichten, o.a. in treinen en bussen” (13 oktober 1981). Wat zal het einde zijn? “Als het voetbal het geweld niet uitroeit, zal het zelf door het geweld worden uitgeroeid” (3 juni 1985).
Later komt Noordmans er telkens op terug. Van huis uit is hij een liefhebber van het voetbalspel, maar hij ziet dat het spel verandert in dodelijke ernst: het krijgt steeds meer de allure van een ‘surrogaat-religie’. Daarom constateert Noordmans met pijn, in 1990: “Voetbal heeft in 1990 alle trekken van een religie. Het telt over de hele wereld miljarden gelovigen. Het heeft zijn hogepriesters in de FIFA, zijn priesters in de trainers, coaches, bobo’s en scheidsrechters en zijn profeten in de sportjournalisten en commentatoren. Het heeft zijn eigen hymnen, koren, riten, kleuren, kreten en symbolen. Het heeft ook zijn eigen heiligen, martelaren, ketters en demonen, hooligans geheten. Zijn boodschap is niet het woord, maar het beeld, wereldwijd door de televisie verspreid” (16 juni 1990). Het is duidelijk dat Noordmans, juist als liefhebber van deze sport, door een huivering is bevangen. “De sport, en dan vooral voetbal, krijgt de trekken van een wereldreligie. De stadions worden tempels en kathedralen. De wedstrijden worden hoogmissen met zang– en spreekkoren, hymnen, rookoffers en riten en dat alles in liturgische kleuren. De spelers worden beurtelings vorsten of slaven, heiligen of demonen, martelaren of beulen. De scheidsrechters en trainers zijn hogepriesters, over wier hoofden nu eens het Hosannah wordt uitgeschreeuwd en dan weer het Kruisigt hem!” (8 juni 1996).
Nog twee citaten, uit dit millennium. “Een vol stadion met een winnend elftal overtreft –menselijkerwijs gesproken– alles wat een hoogmis in een kathedraal kan bieden, met spreekkoren en gezangen, trommels en trompetten, gejuich en applaus, vuren en waves. Het gelovig volk op de tribunes vindt zelf spelenderwijs tijdens de dienst de liturgie uit, zonder de regie van een hogepriester. Het publiek maakt zichzelf tegelijk tot opperceremoniemeester en opperrechter. Spelers en trainers kunnen alleen bestaan bij de gratie van dat volk” (9 augustus 2003). “Voetbal heeft in de loop der jaren de meeste trekken van een kerk aangenomen. Met stadions als kathedralen, trainers als messias, verslaggevers en analisten als priester, profeten en theologen, volksliederen als hymnen, spreekkoren en leuzen als liturgieën, sterren als heiligen en martelaren, stewards als diaken, bobo’s als kardinalen en scheidsrechters als ouderlingen en bisschoppen” (26 juli 2008).
Terugkomend op de vraag van het begin: het is niet eenvoudig om van het voetbalspel te genieten, zonder in deze religieuze roes mee getrokken te worden. Ook in dit opzicht moet je wel sterk in je schoenen staan en een groot gevoel voor humor hebben. Er zijn andere dingen die je bestaan grond en perspectief geven. De “Leeuw uit Juda’s stam” (Openb. 5:5), Die overwonnen heeft, is een andere dan de “Nederlandse leeuw”.
G. W. Marchal
Dit artikel is beantwoord door
dr. G. W. Marchal
- Geboortedatum:13-09-1943
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Welsum (33%)
- Status:Inactief