Los van de wereld
Dr. C. A. van der Sluijs | 2 reacties | 21-06-2010| 19:00
Vraag
Geachte dominee. Hoe kom ik toch los van de wereld? Ik heb vaak zoveel berouw over mijn zonden en soms lijkt de Heere Jezus zo dichtbij. Ik heb Hem meer dan eens mogen zien in de preek en dat is zo wonderlijk. Maar ik ben een vijand van Hem. Immers, wie een vriend van de wereld is, wordt een vijand van God gesteld. En ik houd zo van de wereld: van mijn vriend, mijn vriendinnen, studie, werk, enzovoorts. Nee, ik houd niet van de wereld als daaronder sport/tv/bioscoop/uitgaan e.d. worden verstaan; uiterlijk lijk ik “in de wereld, maar niet van de wereld” te zijn. Alleen van binnen is het zo anders. Ik kan zo intens genieten van alles en verlang helemaal niet naar de wederkomst van Christus. Hoe moet dat toch met mij, hoe kom ik toch los van de wereld?
Antwoord
Beste vriend (in),
Je begint en eindigt je schrijven met de vraag: “Hoe kom ik toch los van de wereld?” Ik begrijp je vraag en daarom is het niet nodig je er op te wijzen dat je niet eigenlijk in een klooster zou moeten wonen om los van de wereld te zijn. Met Luther zou je dan onmiddellijk begrijpen dat je die wereld meeneemt in je hart. Ondertussen stel je vast intens te kunnen genieten van alles “wat oorbaar is”. Dit laatste schrijf je niet, maar je bedoelt het met zoveel woorden wél. En wat is daar dan mis mee – zou ik willen vragen. Heeft God ons daartoe niet geschapen en roept de Bijbel (met name Prediker 2:24, 3:13, 5:17, 7:14, 9:9 en 1 Tim. 6:17) ons daar niet toe op?
Maar daarmee neem ik de onrust in je hart niet weg. Ik denk dat je jezelf zult herkennen in een gedicht van Jodocus van Lodenstein (een predikant in de tijd van de Nadere Reformatie ofwel één van de onder ons bekende “oude schrijvers”): “Hoe raak ik toch mijzelven kwijt – om Jezus voor een eeuwigheid – recht hartelijk te kiezen?” Er steekt in jou een voortdurende onrust en ontevredenheid met jezelf.
Enerzijds ontstaat deze onrust door je omgeving die een scheiding meent te kunnen aanbrengen door wat goed is en wat niet goed is. Ook al ben je nog onbekeerd dan kun je toch nog het goede doen en het kwade laten. Althans dat is de min of meer onuitgesproken leer van onze gereformeerde gezindte. En daarmee is ze nog roomser dan de paus! En brengt ze ons opnieuw in het klooster. Met een heel grote omweg proberen we toch weer grotendeels zalig te kunnen worden door onze werken. We zeggen dit wel niet, maar dit is helaas wel onze treurige kerkelijke werkelijkheid. Zo gezien, zul je nooit helemaal los komen van de wereld of van jezelf, want je hebt nog zo oneindig lange weg te gaan. Daarbij is het dan nog maar de vraag of je ooit het einddoel bereikt. Herken je zó de roomse kloosterling in jezelf?!
Anderzijds gaat het er heel wezenlijk om dat je weet het eigendom te zijn van Jezus Christus (Vgl. Heid. Cat. Zondag 1). Dan breekt het Koninkrijk der hemelen door in de verzoening van je leven met God. De liefde van en tot God leert je dan te relativeren of alles in de juiste proporties te zien (vgl. 2 Kor. 6:10 “als niets hebbende, en nochtans alles bezittende”). Lees ook Filip. 3:7–14: “Maar hetgeen mij gewin was… En in Hem gevonden worde… Opdat ik Hem kenne…Niet dat ik het reeds gekregen heb… maar ik jaag er naar… Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het doelwit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.”
Dan word je inderdaad een ‘twee-mens’, maar op een helende of heilzame wijze, want het genieten van wat God je geeft in deze wereld wordt nu gevuld met Hemzelf. Daardoor krijgt het genieten van de aardse zegeningen pas echt zin en betekenis. Tegelijk wordt God op deze manier álles voor je. Zónder God verliest alles zijn waarde en mét God leer je op de juiste wijze ten volle te genieten van dat wat God je geeft. Ondertussen blijven we wél te maken hebben met de scheur door het bestaan van een gebroken werkelijkheid (vgl. Rom 8:18–27). En juist dát doet ons te meer verlangen naar de wederkomst van Christus. Zó vallen de stukjes van de puzzel van je leven in elkaar bij God vandaan.
Het gaat niet om het klooster op aarde maar om de hemel op aarde! En die komt er aan, vgl . Openb. 21:2–5 (“nederdalend van God uit de hemel”). Het echte hemelleven laat het klooster achter zich. Nu of nooit!
Met vriendelijke groet,
Ds. C. A. van der Sluijs
Dit artikel is beantwoord door
Dr. C. A. van der Sluijs
- Geboortedatum:14-09-1942
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik denk dat de mens tot het laatste toe aan het leven haakt. Hij heeft het van God gekregen. Ideaal zou zijn als we altijd tot eer van de Heere zouden leven, maar er zijn zoveel verleidingen ! We kunnen nu eenmaal niet elke dag in de tempel verkeren. We moeten ook arbeiden.
Je WILT wel graag... Dat is deel 1 van wat er in Fil 2:13 staat: God werkt, beide het WILLEN en het WERKEN!
En als God begint, dan maakt Hij het ook af! (onze hulp is in de naam van de Here, Die trouw houdt, en NOOIT laat varen wat Zijn Hand begon!) Hij laat niet los waarmee Hij begonnen is! Laat dat je troost en hoop geven. En inderdaad, zoals de ds. terecht opmerkt: Je MAG ook genieten! Los zijn van de wereld betekent niet dat je niets meer leuk vindt hier beneden. En helemaal los van deze wereld kom je niet in dit leven. De oude mens speelt ook nog vaak zat op.
Als je verder wilt praten: hp1976@live.nl