De wet vervuld
Ds. W. van Vlastuin | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00
Vraag
Als in de bijbel staat dat Jezus voor onze zonden gestorven is en door dit te doen de wet heeft vervuld, zodat wij vrij kunnen zijn en nieuw leven krijgen, waarom word er dan zoveel over het onderhouden van de tien geboden gesproken? Jezus heeft ons vrij gemaakt en ons onder de genade geplaatst. Anders is genade geen genade meer als wij ons leven zouden moeten verdienen door ons aan regels te houden die -hoewel ze door God ingesteld zijn- zijn verouderd en van toepassing op een andere tijd: voor Israël eigenlijk. Wij leven onder het NIEUWE testament! God zegt toch Mijn genade is u genoeg?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
De vraag die jij aan de orde stelt, behoort tot de kernvragen in het verstaan van het Woord van God. Het gaat ten diepste om de verhouding van wet en evangelie. Vandaar wil ik op je vraag ook enigermate grondig ingaan. Ik doe dat door verschillende overwegingen te geven:
1. Een christen is vrij van de wet (Rom. 7:6). Waar heeft dat betrekking op? Dat betekent dat de wet een christen niet meer kan verdoemen. Een christen is verlost van het vonnis van de wet. Hij is vrij van de wet als een werkverbond. Christus heeft voor hem alle voorwaarden van Gods wet vervuld. Dat betekent dat er niets meer te doen valt en dat de zaligheid pure genade is.
2. Betekent deze pure genade dat we niets meer hebben te maken met Gods wet? Dat kunnen we niet zeggen. Jezus Zelf maakt duidelijk dat liefde tot Hem onlosmakelijk verbonden is met het bewaren van Zijn geboden (Joh. 14:15,21; 1Joh. 5:3). Denk ook aan Openb. 12:17, waar we lezen over het bewaren van de geboden van de Heere Jezus waarop de duivel woedend wordt. Het geloof doet de wet niet teniet, maar het bevestigt de wet van God (Rom. 3:31). Er is niets mis met de wet, indien we de wet maar wettelijk gebruiken (1 Tim. 1:18).
3. Dit wordt in het gehele Nieuwe Testament bevestigd. Heel kernachtig is Rom. 8:3 waarin we lezen dat de christen het recht van de wet bevestigt. De Heilige Geest vernieuwt het leven op zo'n manier dat we Gods wet gaan vervullen. Deze vernieuwing van het leven is in gehoorzaamheid aan de tien geboden. We spreken derhalve ook van de nieuwe gehoorzaamheid. Het gaat om de goede werken, waarin de christen wandelt (Ef. 2:10). Heel sterk is Jacobus 2:24 en 26. Daar blijkt dat de goede werken absoluut nodig zijn om zalig te worden.
4. We kunnen nog een stapje verder gaan. Als je alle vermaningen in het Nieuwe Testament nagaat, blijkt dat daarin de tien geboden functioneren. Is de vreze Gods in 1 Petr. 2:17 iets anders dan het eerste gebod? Is het verbod op het vertrouwen op het schepsel in 2 Kor. 1:9 en 1 Tim. 6:17 niet de inhoud van het eerste gebod? De aansporing om Gods Woord te horen en te lezen (Openb. 1:3), de oproep om te bidden (Rom. 12:12) en het zingen van psalmen (Col. 3:16) behoren tot het tweede gebod.
In Joh. 4:24 lezen we over het aanbidden van God in geest en in waarheid. Dat heeft toch alles te maken met het ijdel gebruiken van de Naam van de Heere, dus het derde gebod. We lezen over de eerste dag van de week in Hand. 20:7, 1 Kor. 16:2 en Openb. 1:10. Deze dingen tonen aan dat er een dag van de Heere is, die de christen wordt geacht te eerbiedigen.
Wat denk je van het woord van de apostel in Ef. 6:2 aan de kinderen, waarin zij worden vermaand om hun ouders gehoorzaam te zijn. Het is een rechtstreekse toepassing van het vijfde gebod. Ook de vermaning om de (heidense) overheid te gehoorzamen past hierbij, evenals het appel aan slaven om hun heren te dienen. Het zesde tot en met het tiende gebod wordt samengevat in Rom. 13:9. Kortom, de tien geboden worden herhaald in het Nieuwe Testament. Zij behoren tot de wet van Christus.
5. Hoe kan het nu zo zijn dat we vrij zijn van de wet en dat we toch de geboden moeten bewaren? Is dat geen tegenstrijdigheid? Het is hier van het grootste belang dat we onderscheid maken tussen rechtvaardiging en heiliging. In de rechtvaardiging is de wet van geen enkele waarde. Er valt voor de zondaar niets te verdienen. Wie dat wel wil, bemerkt dat de wet zich tegen hem keert en hem meedogenloos veroordeelt en verdoemt. Maar in de heiligmaking is de wet wel degelijk van kracht. Het is de leefregel van de vernieuwing van het leven. De christen begeert om al Gods geboden te leven in dankbaarheid. Hij heeft een vermaak in de wet van God naar de inwendige mens (Rom. 7:22).
6. Dit alles is kort de leer van de Reformatie over de verhouding wet en evangelie. Heel kernachtig komt dat nog eens naar voren in de onze Heidelberger Catechismus. In het stuk van de dankbaarheid komt (NB!) de wet aan de orde. Ook in ontdekkende zin. Opdat de christen al meer voelt dat Hij zonder de Geest van Christus niets kan doen. En opdat hij zo leunend en steunend op Hem Die is gegeven tot heiligmaking, een heilig leven zal leven en naar al Gods geboden begint te leven. De christen ziet er in het licht van Gods heiligheid weinig van, maar anderen merken het wel degelijk op.
7. Misschien dat je met je vraag ook doelt op het onderhouden van andere voorschriften dan de tien geboden. De burgerlijke wetten en de ceremoniële wetten zijn in Christus tot vervulling gekomen. Daar is de christen vrij van. Dit behoort tot de vrijheid van de christen.
8. Is de christen vrij in alles wat niet direct betrekking heeft op de tien geboden? Nergens in de tien geboden gaat het over twee kerkdiensten op zondag. Dat heeft te maken met de tradities van een kerk en een volk. Toch valt dit niet onder de vrijheid van een christen. In dit punt heeft een kerkenraad gezag over een christen, opdat de onderlinge bijeenkomsten niet worden nagelaten. Er is wel degelijk sprake van christelijke vermaning als iemand hierin slordig is.
9. Er zijn talloze tradities meer in het christelijke leven. Luther merkt heel kernachtig op dat noch het houden van tradities, noch het afschaffen ervan bewijst dat we een waar christen zijn. Nodig is dat we blijven zien dat bepaalde verschijnselen een traditie zijn. Dat we duidelijk maken dat het houden ervan ons voor God niet aangenaam maakt. Maar als we dat onderkennen, is er niets tegen het houden van tradities. Anders moet je steeds opnieuw over van alles en nog wat in discussie, dat is ook zo lastig. Bovendien komen verschillende tradities op uit bepaalde bijbelse lijnen. De traditie zelf is dan geen bijbels voorschrift, maar de gedachte erachter is dat wel degelijk.
10. Het wordt echter gevaarlijk als we menen dat het niet houden van een bepaalde traditie mensen uit Gods koninkrijk sluit. Ik bedoel als mensen elkaar gaan veroordelen om de kleur kleding, of zo, of het wel of niet dragen van een snor. Hier past het apostolisch vermaan: Gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd?
Tot slot, moge er zoveel liefde in onze harten zijn dat we een teer geweten hebben en in de kleinste dingen vragen: Heere, wat wilt Gij dat ik zal doen? Dan verloochenen we onszelf en doen we er ook alles aan om onze broeder niet te ergeren. Liever zelf een stapje terug en een offer brengen dan een ander in de weg staan. Wat is naastenliefde en zelfverloochening toch belangrijk in Gods koninkrijk. Alleen gemeenschap met Christus door Zijn Geest oefent ons daarin.
Ds. W. van Vlastuin
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. van Vlastuin
- Geboortedatum:06-03-1963
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Wezep
- Status:Inactief