Standje na zondagsschoolverhaal
Ds. W. Pieters | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00
Vraag
Met Pasen vertelde ik op de zondagsschool over de opstanding. In het vuur van mijn verhaal zei ik: "Zie je ze daar lopen? Maria Magdalena; de Heere Jezus heeft haar verlost van zeven duivelen. O, en nu had die meid zo'n verdriet ..." De week erna kreeg ik bezoek van iemand die vond dat ik heel onbijbels verteld had door Maria "die meid" te noemen, want deze woorden hoorden in de seksuele wereld thuis. In mijn vertelling zei ik ook dat de wieg van ons allen op de brede weg stond en als die daar blijft staan, dat we dan voor eeuwig verloren gaan. Want net zo min als de Heere Jezus voor alle mensen gestorven is, is Hij ook niet voor alle mensen opgestaan. De desbetreffende bezoeker beweerde dat Hij wel voor de zonden van ons allen is gestorven en voor ons is opgestaan. U begrijpt dat ik het nu niet meer weet.
Antwoord
Eerst het woord "meid". Volgens Van Dale's gezaghebbende woordenboek betekent "meid": 1. jong meisje, jonge vrouw; 2. dienstbode; 3. licht vrouwspersoon, bepaaldelijk hoer. Duidelijk is dat Van Dale het niet met de criticus eens is. Pas in de derde plaats betekent "meid" iets slechts. Niettemin ben ik er wel van overtuigd dat het verstandiger was geweest om dit woord in de vertelling van de zondagsschool niet te gebruiken. Het klinkt toch te oneerbiedig. Maar ja, in het vuur van de vertelling ... Ik zou er in ieder geval geen punt van maken. En zeg: wees in het vervolg voorzichtig.
Het tweede punt is wel belangrijk. Voor wie is de Heere Jezus gestorven? Voor wie is Hij opgestaan? Voor wie is Hij op aarde geboren? Voor wie is Hij Hogepriester en Offerlam, Profeet en Koning?
In de eerste plaats voor GOD! Laten we dit niet vergeten. Alles wat Jezus Christus is en heeft, deed en leed, was gericht op Zijn Vader. Om Zijn Vader te verheerlijken. Zie Johannes 17 vers 4, waar Jezus tot Zijn Vader zegt: "Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven hebt om te doen."
Maar de vraag is eigenlijk: voor welke mensen kwam Hij? Voor alle mensen of alleen voor de uitverkorenen? In hetzelfde hoofdstuk lezen we in vers 9: "Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe."
En de engel zegt tot Jozef (Mattheüs 1 vers 21): "En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden." De kanttekeningen merken aan: "Dat is, degenen die Hem door de Vader gegeven waren om die te verlossen of behouden." Matthew Henry schrijft er treffend bij: "Niet slechts het volk der Joden (Hij is gekomen tot de Zijnen en zij hebben Hem niet aangenomen), maar allen die Hem door de keuze des Vaders waren gegeven en allen die zich door hun eigen keuze aan Hem hebben gegeven." Calvijn schrijft: "Onder het volk van Christus verstaat de engel ongetwijfeld de joden, aan wie Hij tot Hoofd en Vorst was gegeven. Omdat echter de heidenen binnenkort in Abrahams geslacht zouden worden ingelijfd, wordt deze belofte des heils uitgestrekt tot allen, die -door het geloof onderling verenigd- gezamenlijk het enige lichaam der kerk zijn."
Een andere engel spreekt ook over het adres van het Evangelie. We lezen in Lukas 2 vers 10: "En de engel zei tot hen: vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal." Matthew Henry schrijft daarover: "Hij wil een Zaligmaker zijn alleen voor hen die Hem aannemen als hun Heere. De Zaligmaker is heden geboren en aangezien dit een zaak is van grote blijdschap voor heel het volk, moet dit niet geheim worden gehouden, gij kunt het bekend maken, meedelen aan wie gij wilt."
Calvijn verklaart de uitdrukking "die voor heel het volk wezen zal" als volgt: "Hoewel de engel alleen tot de herders spreekt, geeft hij nochtans te kennen dat de boodschap der verlossing, die hij tot hen brengt, zich verder dan tot hen uitstrekt. Opdat niet alleen zij, maar ook anderen haar zouden horen. Dat de blijdschap het deel van geheel het volk zou wezen, verstaan wij dus zo, dat zij aan allen zonder onderscheid verkondigd zou worden. Want niet aan deze of gene, maar aan het ganse geslacht van Abraham had God Christus beloofd. Dat echter het grootste gedeelte der joden beroofd geweest is van de vreugde die hun rechtmatig toekwam, is aan hun ongeloof te wijten. Evenals God heden ten dage alle mensen door het Evangelie tot de zaligheid roept; maar de ondankbaarheid der wereld is er oorzaak van dat slechts enkelen de genade deelachtig worden, die allen gelijkelijk wordt aangeboden. Hoewel deze blijdschap dan tot weinigen beperkt wordt, wordt zij met betrekking tot God algemeen geheten. Al spreekt dan de engel alleen over het uitverkoren volk, de joden, toch strekt zijn zending zich thans, nu de middelmuur des afscheidsels verbroken is, tot het ganse menselijke geslacht uit.'
Pas las ik in het Schatboek van Zacharias Ursinus (een verklaring van de Heidelbergse Catechismus; van de hand van één van de opstellers zelf dus) over de vraag voor wie Christus gestorven is. Hij schrijft daarover bij vraag en antwoord 40 het volgende. "De Schrift getuigt doorlopend dat Christus voor alle mensen is gestorven. Daarentegen verklaart diezelfde Schrift dat Christus niet voor allen, maar alleen voor sommigen, namelijk voor de uitverkorenen heeft gebeden en is gestorven. Deze dingen strijden niet met elkaar, want Christus is gestorven voor allen en toch niet voor allen.
Voor allen wat betreft de waardigheid en volkomenheid van Zijn voldoening, die genoegzaam is om alle zonden van de mensen weg te nemen, indien alle mensen deze voldoening maar in geloof op zichzelf willen toepassen.
Niet voor allen maar voor velen, namelijk alleen voor de uitverkorenen of de gelovigen, wat namelijk het feit betreft dat deze voldoening alleen aan hen wordt toegepast en alleen in hen krachtdadig is. Want alle uitverkorenen of gelovigen (en zij alleen) passen door geloof de verdienste en de krachtdadigheid van Christus' dood op zich toe, waardoor zij gerechtigheid en leven ontvangen. De rest is uitgesloten van deze krachtdadigheid van Christus' dood door hun eigen ongeloof.
Van degenen die de Schrift uitsluit van de krachtdadigheid van Christus' dood, kan niet worden gezegd dat Christus voor hen stierf in krachtdadigheid, maar alleen in genoegzaamheid; want de dood van Christus is ook voor hun zaligheid voldoende, als zij maar willen geloven; en de enige reden van hun uitsluiting komt voort uit hun ongeloof. Dus Christus wilde voor allen sterven wat betreft de genoegzaamheid van Zijn verdiensten, dat is: Hij wilde door Zijn dood voor allen genade, gerechtigheid en leven verdienen op de meest overvloedige manier. Maar Hij wilde alleen voor de uitverkorenen sterven wat betreft de krachtdadigheid van Zijn dood, dat is: Hij wilde niet alleen genoegzaam genade en leven voor hen verdienen, maar deze ook krachtig aan hen meedelen, geloof en de Heilige Geest schenken, en ervoor zorgen dat zij door het geloof op zich toepassen de weldaden van Zijn dood en zo deel zouden krijgen aan de krachtdadigheid van Zijn verdiensten. De Schrift getuigt dan ook dat het geneesmiddel tegen zonde en dood volkomen genoegzaam en overvloedig in het Evangelie aan allen wordt aangeboden; maar dat dit geneesmiddel krachtdadig wordt toegepast aan en nuttig is alleen voor hen die geloven.
Tot zover Ursinus...
Uit deze uiteenzetting blijkt dat zowel de vraagsteller gelijk heeft, als zijn criticus. Christus is alleen voor Zijn volk opgestaan, gestorven, geboren. En: Christus is voor allen opgestaan, gestorven, geboren. Het is maar hoe je het bedoelt. Daarom eindig ik met een paar stukjes uit hoofdstuk 2 van de Dordtse Leerregels. Daarin staat niet dat Christus voor alle mensen gestorven is, of dat Hij alleen voor Zijn volk gestorven is en niet voor anderen. Maar daarin wordt heel zuiver uitgelegd wat precies wordt bedoeld. Leest u maar mee:"De dood van de Zoon van God is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld."
"Voorts is de belofte van het Evangelie dat een ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderft, maar het eeuwige leven heeft; welke belofte aan alle volken en mensen, tot wie God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet worden verkondigd en voorgesteld, met bevel van bekering en geloof." "Dat velen, door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren en niet in Christus geloven, maar in ongeloof vergaan, geschiedt niet door gebrek of ongenoegzaamheid van de offerande van Christus, aan het kruis geofferd, maar door hun eigen schuld."
"Dit is geweest de geheel vrije raad, de genadige wil en het voornemen van God de Vader, dat de levendmakende en zaligmakende kracht van de dierbare dood van Zijn Zoon zich zou uitstrekken tot alle uitverkorenen, om die alleen met het rechtvaardigend geloof te begiftigen en daardoor onfeilbaar tot de zaligheid te brengen. Dat is: God heeft gewild dat Christus door het bloed van Zijn kruis (waarmee Hij het nieuwe Verbond heeft bevestigd) uit alle volken, stammen, geslachten en tongen, diegenen allen, en die alleen, krachtig zou verlossen, die van eeuwigheid tot zaligheid verkoren, en door de Vader Hem gegeven zijn."
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl