Jong gestorven kindjes

Ds. W. Pieters | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00

Vraag

In onze gemeente is kort geleden een kindje van drie dagen oud overleden. In de voorbede die in de kerk gedaan werd voor de ouders en uit het condoleancebericht maakte ik op dat de ouders en ook de dominee zeker weten dat dit kindje in de hemel is. Ik vraag me nu af hoe je dit zo zeker kunt weten. In het kerkblad omschreef de dominee het zo: "Waarom is zij behouden? Omdat vader en moeder zo goed gelovend zijn? Nee! Zij mogen vast vertrouwen krachtens Gods genadeverbond dat de Heere Jezus ook hun kindje als Zijn kind kende. Het bloed van de Heere Christus vloeide ook voor haar." Moet je hier nu uit opmaken dat alle kleine kinderen die sterven zalig worden? Verkiest God alle kinderen die jong sterven? Als het om het sterven van een volwassene gaat wordt hier zelden zo zeker over gesproken. Moet je er dan vanuit gaan dat God leeftijdsgrenzen trekt? Ik vind dit heel moeilijk en hoop dat u op deze vragen antwoord kunt geven.


Antwoord

Er blijven zeker vragen over. Dat is vooral zo wanneer de Bijbel over een zaak niets uitdrukkelijk schrijft. We moeten dan proberen gevolgtrekkingen te maken. Dat is niet ongeoorloofd. We geloven en belijden dat er wettige gevolgtrekkingen gemaakt mogen worden uit Bijbelse gegevens. In dit verband is het misschien wel goed om aan te sluiten bij de Dordtse Leerregels. Tijdens de Dordtse Synode is gesproken over hoe het is met de zielen van jong gestorven kinderen. Al is het niet precies hetzelfde onderwerp als nu aan de orde is, het raakt het wel: kinderen die kort na de geboorte sterven of kort voor de geboorte. Ik vermoed dat we hetzelfde daarover kunnen zeggen, dat is: mogen besluiten bij wettige gevolgtrekking.

Voordat ik zeg wat in de Dordtse Leerregels staat, geef ik eerst door wat in de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat over ongeboren kinderen. Dit geschrift is op dezelfde vergadering in Dordrecht in 1618 als belijdenisgeschrift aangenomen. In artikel 15 belijden wij: Wij geloven dat door de ongehoorzaamheid van Adam de erfzonde uitgebreid is geworden over het ganse menselijke geslacht. Deze erfzonde is een verdorvenheid van de hele natuur en een erfelijk gebrek, waarmee de kleine kinderen zelfs besmet zijn in het lichaam van hun moeder; en die in de mens allerlei zonden voortbrengt, zijnde in hem als een wortel ervan; en zij (die erfzonde) is daarom lelijk en gruwelijk voor God, dat zij genoeg is om het menselijk geslacht te verdoemen. Wat belijden wij? Kleine kinderen zijn in het lichaam van hun moeder al besmet met de erfzonde. Daarom moeten levenloos geboren kinderen verdoemd worden, tenzij er een wonder Gods gebeurt! Wat onze ongeboren en pas geboren kinderen verdiend hebben of waardig zijn, is: verdoemd worden.

Deze leer is door vele miljoenen mensen verafschuwd. Kunt je wel begrijpen, hè? Wij in onze kerken (in Nederland en in Canada) belijden het echter met artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar geloven wij het ook van harte? Beamen we het eerlijk? Als we dit waarlijk doen, kunnen we pas eerlijk "ja" zeggen op de eerste doopvraag, waarin onder andere ook staat: ... "onze kinderen zijn in zonden ontvangen (vóór de geboorte dus al) en geboren. Daarom zijn zij aan allerlei soort ellende onderworpen, zelfs aan de verdoemenis." De uitdrukking "onderworpen zijn aan" betekent niet alleen "feitelijk blootgesteld zijn aan", maar ook en vooral: het is terecht dat onze kinderen allerlei ellende overkomt en dat ze verdoemd worden ...

Nu luidt de eigenlijke vraag in de eerste doopvraag: belijdt u dat uw kind, ondanks dit vreselijke(!), in Christus geheiligd is en een lidmaat van Christus' gemeente is en daarom gedoopt behoort te zijn? Dit nu is onbegrijpelijk! Een verdoemenis-waardig kind in Christus geheiligd! Apart gezet in het genadeverbond! We kunnen dan ook alleen maar heel verwonderd zijn, dat we mét onze gereformeerde vaderen en belijdenisgeschriften dit mogen belijden. Laten we echter ook hier ons eerlijk afvragen: beaam ik dit eerlijk? Geloof ik het echt? Waar grond ik persoonlijk dit dan op?

Nu de Dordtse Leerregels. Zij zeggen in hoofdstuk 1, paragraaf 17 iets over het al dan niet zalig worden van kinderen die jong sterven. En dan erkennen ze dat de Bijbel er niets over zegt met zoveel worden. Daarom wordt er een gevolgtrekking gemaakt. Een wettige gevolgtrekking. Lees maar mee: "Aangezien wij over Gods wil uit Zijn Wóórd een oordeel moeten vormen (hetwelk getuigt dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn) zo moeten godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen die God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt."

Het gaat over de vraag: wat wil God met jong stervende kinderen (of levenloos geboren kinderen)? De Bijbel snijdt dit onderwerp niet aan. Daarom moeten we een mening of oordeel vormen over deze zaak door een wettige gevolgtrekking te maken uit de Bijbelse gegevens. Welke gegevens kunnen we met betrekking tot dit onderwerp vinden in de Bijbel? Onze vaderen schrijven: "Deze, dat de kinderen der gelovigen heilig zijn. Hoe zijn ze dat dan geworden? Niet van nature. Van nature zijn ze verdoemenis waardig; wat we net hebben gezien dat onze vaderen belijden met artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar hoe zijn ze dan heilig? Uit kracht van het genadeverbond. Hoe komen zulke kleine kinderen in dat genadeverbond? Zij zijn daarin begrepen mét hun ouders.

En nu komt de wettige gevolgtrekking: "Daarom moeten godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen, die God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt." Onze vaderen bieden een heerlijke troost aan godzalige ouders. Zijn ouders echter niet godzalig, dan vallen ze niet onder de troost van deze geloofsbelijdenis. Let wel! Dat betekent niet dat kinderen van niet-godzalige ouders verdoemd zijn. Onze vaderen spreken daar niet over. Dat laten ze liggen. Ze weten echter: troost bieden kunnen we alléén godzalige ouders. En dat is ook goed te begrijpen, omdat niet-godzalige ouders ook niet vatbaar zijn voor de ware troost.

Onze vaderen zeggen dus ni­et dat het voor de zaligheid van een levenloos geboren of jong gestorven kind van belang is dat zijn ouders godzalig zijn. Maar ze zeggen wél dat het om getroost te zijn bij het sterven van uw kindje in de moederschoot of in zijn jeugd, wél van belang is om een godzalige vader te zijn; een godzalige moeder. Bent je dat? Dan mag je je troosten met Gods verbond. Tenminste volgens onze Dordtse vaderen uit Nederland, Engeland en enige andere landen van Europa bijeen om de Dordtse Leerregels op te stellen.

Opmerkelijk is nog de formulering, die ze gebruiken. Er staat niet: "Godzalige ouders mogen zeker zijn van... " Maar er staat: "Godzalige ouders moeten niet twijfelen aan ..." Uit deze formulering leid ik af (maar als ik het mis heb, dan wil ik graag gecorrigeerd worden) dat onze pastoraal gezinde vaderen vermoeden of weten dat er over deze zaak nogal wat twijfel was en is bij godzalige ouders. Daarom klinkt het troostrijke vermaan: U moet niet twijfelen ...! Het is net alsof onze vaderen in gesprek zijn met een diep bedroefde vader en moeder en wel zien dat die er (erg) aan twijfelen of hun kindje wel eeuwig zalig is. En daarom zeggen ze in herderlijke zorg: U moet niet zo twijfelen ...!

Waarom twijfelen godzalige ouders zo? Er zijn veel ouders die bij het sterven van hun kleine kindje helemaal niet twijfelen. Ze veronderstellen zonder meer dat het natuurlijk 'binnen' is. Waarom? Omdat ze niets beseffen van de zwaarte van de erfzonde? Godzalige ouders weten in ieder geval daar wél van. Ze hebben er in hun eigen hart iets van beleefd, wat Guido de Brès (en onze Dordtse vaderen met hem en wij na zoveel jaren weer met hen) belijdt: De erfzonde, waarmee ons kleine kind zelfs besmet is in het lichaam van moeder, is lelijk en gruwelijk voor God, dat zij genoeg is om ons kindje te verdoemen ...! Daarom kunnen ze vanwege Gods rechtvaardigheid en heiligheid maar één ding verwachten: een kind van zo'n vader, zo'n moeder zal wel voor eeuwig verloren moeten gaan ...! En tot zùlke vaders en moeders (tot zùlke alleen!) zegt het belijdenisgeschrift van Dordt: twijfel maar niet, hoor, moeder! Twijfel maar niet, hoor, vader! U kunt weliswaar niets anders verwachten voor uw levenloos geboren kindje (voor uw op sterven liggende baby), dan eeuwige pijn. Maar wij mogen vanuit Gods Woord weten dat uw kindje in het genadeverbond is begrepen en dat het daarom heilig is. En zulke kinderen horen tóch niet in de hel thuis. O, van nature horen onze kinderen niet in de hemel thuis. Maar uit genade horen ze niet in de hel thuis.

Ds. W. Pieters

Dit artikel is beantwoord door

Ds. W. Pieters

  • Geboortedatum:
    27-06-1957
  • Kerkelijke gezindte:
    Hersteld Hervormd
  • Woon/standplaats:
    Elspeet
  • Status:
    Actief
263 artikelen
Ds. W. Pieters

Bijzonderheden:

website: dspieters.refoweb.nl


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

Boek van Brakel

Dominee Vergunst, op welk hoofdstuk en boek doelt u in uw antwoord op de vraag van 27-08-2003 dat ik zojuist las, het boek van Brakel? In welk boek beschrijft Brakel het werk van de Heilige Geest in h...
Geen reacties
30-11-2006

Leven oppoetsen

Aan ds. G. A. van den Brink. Vanochtend in de auto beluisterde ik een wat oudere preek van u die ging over de rechtvaardigmaking en de heiligmaking (Romeinen 6 vers 1-8). Uit uw preek leer ik dat we e...
3 reacties
30-11-2012

Alleen aardig

Als single praat ik met verschillende vrouwen. Ik flirt niet met hen. Wel probeer ik belangstellend en vriendelijk te zijn. Nu bemerk ik steeds weer opnieuw dat vrouwen me het na een tijd vaak kwalijk...
2 reacties
30-11-2020
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering