Naäman
Ds. A.J. Schalkoort | Geen reacties | 09-03-2010| 15:00
Vraag
Nog niet zo lang geleden las ik 2 Koningen 5, de geschiedenis van de genezing van Naäman door de profeet Elisa. In het 17e vers belooft Naäman dat hij alleen voor de Heere zal offeren. In het 18e vers vertelt hij dat hij met zijn heer (de koning) naar de tempel van Rimmon zal gaan om daar te buigen. Omdat hij de koning moet ondersteunen, moet hij meebuigen als zijn heer Rimmon aanbidt. Elisa zegt dat hij dit in vrede mag doen. Nu mijn vraag: Je mag toch niet voor een afgod buigen, waarom mag Naäman dit dan wel? En waarom vindt God het goed als Naäman zijn heer helpt met het buigen voor een afgod? Het is toch ook niet goed om als christen iemand te helpen met afgodendienst, die zelf niet in staat is om zijn afgod (bijv. boeddha) te dienen?
Antwoord
Hoe moeten wij het antwoord dat Elisa Naäman geeft in 2 Koningen 5 vers 19 verstaan?
Volgens het Hebreeuws (leek leschaloom), dat hier gebruikt wordt gaat het om een beleefdheidsvorm van iemand te groeten, zo in de trant van: een goede reis en een behouden thuiskomt of ga heen in vrede. Dus de uitdrukking betekent niet dat Elia goedkeuring geeft aan het voornemen van Naäman om te buigen voor zijn afgod. Veder wordt door sommige verklaarders opgemerkt dat toch blijkt dat Naämans geloof met veel bijgeloof vermengd was. Het was in die tijd gebruikelijk dat wilde men een bepaalde god in eigen land dienen, in dit geval de God van Israël dienen in Syrië, zo geloofde men, dan moest men wat aarde uit het land van herkomst meenemen naar eigen land en om een altaar te kunnen bouwen, zo die god te kunnen aanbidden. Dat moet dus de achtergrond van Naämans handelen zijn.
Ds. A. J. Schalkoort
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.J. Schalkoort
- Geboortedatum:05-10-1948
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus-predikant