Het Onze Vader bidden
Ds. J. Boer | Geen reacties | 24-02-2010| 15:12
Vraag
Afgelopen zondag was Zondag 46 van de Heidelbergse Catechismus aan de beurt. Uit de preek maakte ik op dat alleen Gods kinderen het Onze Vader mogen bidden. Klopt dat wel? Wat moeten onbekeerde mensen dan bidden? Vaders en moeders aan tafel, onze kinderen, leraren op school... Het Onze Vader staat toch in de Bijbel als het volmaakte voorbeeldgebed voor iedereen?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Het antwoord op je vraag zal, naar mijn mening, moeten beginnen met een tegenvraag. Heb je de preek en in het bijzonder de uitspraak over het Onze Vader goed begrepen? De enige die op die vraag een afdoend antwoord kan geven is de predikant wiens preek jouw vraag heeft opgeroepen. Het is tegenwoordig voor predikanten niet ongewoon dat gemeenteleden enige verduidelijking vragen wanneer zij een preek of iets in een preek misschien niet goed begrepen hebben. De meeste predikanten staan voor zulke vragen open en zijn graag bereid antwoord te geven.
Stel dat het correct is dat slechts Gods kinderen het Onze Vader mogen bidden, hoe erg is dan de overtreding als anderen dit gebed bidden? Ik meen dat dit het minst verkeerde is dat iemand zou kunnen doen. Elke overtreding van één van de geboden van God acht ik erger. Want wie het Onze Vader bidt, wendt zich biddend tot Hem Die machtig is alles te geven wat wij voor lichaam en ziel nodig hebben. Bij Wie kun je beter zijn dan bij de Heere? Hij zegt: “En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren” (Psalm 50: 15). In deze psalm kun je lezen dat de HEERE onder Zijn volk zal laten zien dat Hij hun God is. Het is het volk van het verbond. Dezelfde boodschap klinkt nu op zondag van veel kansels. De Heere betuigt door Woord en Geest dat Hij een trouwe Verbondsgod is. Daartegenover staat het gedrag van zondige mensen. Door hun gedrag stellen zij ze zich buiten het verbond. Maar ze worden opgeroepen tot bekering. Bidden tot deze God betekent ook erkennen dat Hij roept tot bekering én tot dagelijks bekering.
De Heere Jezus heeft het Onze Vader gegeven en geleerd. Lees de Bergrede in Mattheüs 5 tot en met 7 en je zult zelf zien tot wie Hij Zich daar richt. Onder al die mensen zijn er die Hem spoedig de rug toe zullen keren. Onder hen is ook Judas die Hem verraden zal. Tot hen allen richt Hij Zich met de opdracht: “Gij dan bidt aldus…” (Matth. 5:9).
In Zondag 46 worden wij erop gewezen dat het begin van dit gebed, zoals Christus dit ons geleerd heeft, ons oproept tot kinderlijke vrees en vertrouwen op God. Wie op deze wijze het Onze Vader bidt, weet dat deze woorden alleen gebeden kunnen worden in afhankelijkheid van Hem Die mild is in het vergeven en niet verwijt die tot Hem de toevlucht neemt.
Het antwoord lijkt me dus duidelijk.
Ds. J. Boer
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J. Boer
- Geboortedatum:12-06-1947
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Emst
- Status:Inactief