Gestorven en leven zijn met Christus
P.C.H. Kleinbloesem | 1 reactie | 29-08-2009| 17:08
Vraag
Aan ds. Kleinbloesem. Ik heb een belangrijke vraag over de Romeinenbrief. In Romeinen 6 gaat het over gestorven en levend zijn met Christus en zegt Paulus laat dan de zonde niet heersen in uw sterfelijke lichaam. In Hoofdstuk 7 roept Paulus echter uit: Ik ellendig mens wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods! In Hoofdstuk 8 echter staat dat de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus ons vrijgemaakt heeft van de wet van de zonde en de dood en dat we geen schuldenaars zijn aan het vlees om naar het vlees te leven. Hoe kan ik deze dingen rijmen? Roepen we nu constant uit: Ik ellendig mens? En wat betekent het dan om met Christus gekruisigd te zijn?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Wij zijn van nature niet in staat om naar de wet van God te leven. Inderdaad, de wet is verbonden met dit belangrijke principe: de mens die deze dingen doet, zal door dezelve leven (Rom. 10:5). Maar de natuurlijke mens kan deze dingen niet doen. Omdat hij een zondaar is. Een natuurlijk mens zondigt tegen al de geboden van Gods wet. Daarom, als wij buiten de genade staan, fungeert de wet als een spiegel die ons met onze slechtheid confronteert. Want de dingen die de wet verbiedt, zijn in het hart van de natuurlijke mens! Inderdaad, doe dat, en je zult leven! Maar je doet het niet! En daarom rust de toorn van God op je.
Wat dan? Heeft de wet mij dan niets te bieden? Niets dan veroordeling en verdoemenis (2 Kor. 3:7,9)! De wet zegt het leven toe aan de volmaakte. Maar ik ben een zondaar. Let op: op geen enkele wijze kan de wet een bijdrage leveren aan de behoudenis van een zondaar. Maar, legt Paulus uit, dit is het wonder van Gods genade: toch kan de zondaar behouden worden! Niet door de wet. Niet uit de werken van de wet. Maar door het geloof in de Heere Jezus Christus. Ja, het Evangelie is een kracht van God tot zaligheid, een iegelijk die gelooft! Als je tot Christus vlucht, met belijdenis van zonden, mag je weten verlost te zijn door het bloed van Christus. Je zonden zijn vergeven.
Het lijkt behoorlijk voor de hand te liggen dat de Heere Zijn wet gaf met het doel dat wij die wet zouden doen, en dat we dus minder zouden zondigen. Maar Gods Woord leert in Romeinen 5:18 dat de wet “daarbij” is gekomen, opdat de misdaad te meerder worde. Iets eenvoudiger gezegd: opdat de overtreding zou toenemen. Opdat; dat betekent: met het doel dat… De Heere wist ook wel dat geen mens in staat zou zijn naar Zijn wetten te leven (Gal. 3:21). En de Heere wist ook wel dat zondige mensen in Zijn geboden aanleiding zouden vinden om erger te zondigen. Want zo werkt het toch? Iets wat verboden wordt, is voor de natuurlijke mens des te aantrekkelijker. Paulus schrijft in Rom. 7: 8: “Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; (…).” Dat betekent: de zonde in ons gebruikt het gebod als uitvalsbasis om gruwelijker te zondigen.
Het Joodse volk werd niet ‘beter’ met behulp van de wet. Integendeel. Uiteindelijk hebben de Joden de wet zelfs gebruikt om de Heere Jezus ter dood te veroordelen. Zij vonden dat Hij de sabbat ontheiligde (het vierde gebod), en dat Hij Zich schuldig maakte aan Godslastering (het eerste gebod) (Joh. 5:16-18 en Mark. 14:61-64). Maar dan lezen we in Romeinen 5:20: “(…) en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest.” In mijn eigen woorden gezegd: Daar waar de zonde het grootst werd, en een dieptepunt bereikte, juist dáár is de genade veel meer overvloedig geweest. Golgotha is de plaats waar de zonde tot de hemel stijgt, maar is tevens de plaats waar de genade tot boven de hemel stijgt. Bedenk: het liep God niet uit de hand: “Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood;” (Hand. 2:23). God gaf Zijn wet met het oog op de bedeling van de genade. God gaf zijn wet, opdat er een kruis zou staan op Golgotha. Want verzoening met God is alleen mogelijk door het kruis.
Nu ben ik toe aan Romeinen 6. God geeft zijn wet, “opdat de misdaad te meerder worde.” Mag je daaruit concluderen dat je als christen in de zonde mag blijven leven, om God gelegenheid te geven nog meer genade te betonen? Natuurlijk niet! Een rare conclusie! Die zeker niet noodzakelijk volgt uit wat de apostel in Romeinen 5 ons leerde! De Heere verlost mensen opdat zij wandelen in goede werken. Paulus schrijft in zijn brief aan Titus: “Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. En onderwijst ons (de gelovigen, PK), dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld” (Tit. 2:11,12).
Paulus reageert heel direct: “Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?” (Rom. 6:2). Dit is een belangrijke waarheid: iedere (oprechte) christen is ééngemaakt met de Heere Jezus. Wij hebben Christus “aangedaan” (vgl. Gal. 3:27). Dat heeft deze consequentie: wij zijn met Christus ‘één plant geworden in de gelijkmaking van Zijn dood en opstanding” (Rom. 6:5). Anders gezegd: wij zijn met Christus gestorven en opgewekt. Je kunt als christen niet in de zonde blijven leven, omdat je bevrijd bent van de macht van de zonde. In Romeinen 6 is de zonde een concrete machthebber, met een eigen machtsgebied. Maar het machtgebied van deze machthebber ‘zonde’ wordt begrensd door de dood. Lees Romeinen 6: 7: “Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.” De NGB vertaalt: “Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.” Van nature dienen wij de zonde. Wij zijn slaaf van de zonde. De zonde heeft macht over ons. Met deze consequentie: wij liggen van nature dood in onze overtredingen en zonden (Ef. 2:1); wij kunnen van nature alleen maar zondigen. Maar ik ben bevrijd van deze machthebber: doordat de dood van de Heere Jezus (op het moment van de wedergeboorte) op mij werd betrokken; ik ben met Christus gestorven (Rom. 6:8). Niet langer dien ik de zonde als een slaaf! (Belangrijk: ik heb met deze machthebber nog alles te maken, zie onder. Maar het verschil met vroeger: ik ben geen slaaf meer van deze machthebber. Mijn oude mens is met Hem gekruisigd: ‘ik-van-vroeger’ (‘ik-beheerst-door-de-zonde’) leef niet meer.
Maar dan heb ik geen excuus meer om te zondigen. Vandaar dat Paulus zegt in Romeinen 6: 13: “En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.”
Maar waarom deze oproep? Blijkbaar kan het ook anders. Door het sterven van Christus ben je niet langer slaaf van de zonde. Je kunt je wel als slaaf van de zonde gedragen. Of anders gezegd: je kunt je wel onder macht van de zonde begeven. Je bent bevrijd van de macht van de zonde? Gedraag je dan ook niet als slaaf van de zonde! Zulke christenen kom je veel tegen: ze zijn in Christus bevrijd van de macht van de zonde, dat is hun staat. Maar in de praktijk, dat is hun stand, gedragen zij zich als dienstknechten van de zonde. Elke christen moet de les van Romeinen 6:14 tot zich laten doordringen: “Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.”
Want wat doet de apostel hier? Hij heeft het ineens over de wet. De zonde zal over mij niet heersen, omdat ik niet langer onder de wet sta. Deze gedachte werkt de apostel uit in Romeinen 7! In Romeinen 7:1-3 legt Paulus uit dat ieder mens van nature onder de (Sinaïtische) wet staat. Je bent als het ware met de wet getrouwd. Immers, onze verbintenis met de wet vergelijkt Paulus met de verbintenis tussen man en vrouw. Dat heeft als consequentie: je kunt jezelf niet losmaken van de wet. Een getrouwde vrouw is aan haar man verbonden zolang zij leeft! Wij zijn met de wet getrouwd, en alleen door het sterven van één van beide huwelijkspartners kan deze verbintenis verbroken worden.
De wet kan natuurlijk niet sterven. Maar wat een wonder dat Paulus uitroept: “Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden” (Rom. 7:4). Niet de wet is gestorven – ík ben gestorven. Doordat het lichaam van de Heere Jezus voor mij aan het kruis heeft gehangen, en doordat Zijn dood op mij werd betrokken. Ik ben gestorven, en dat betekent: mijn huwelijk met de wet is wettelijk ontbonden. Ik ben buiten het bereik van de wet.
Onder de wet brengt een mens geen vrucht voort voor God! De wet zegt tegen de natuurlijke mens: doe dit, en je zult leven. Maar de natuurlijke mens overtreedt al de geboden van God. Want, zegt de Schrift: het vlees onderwerpt zich niet aan de wet van God; want het kan ook niet (Rom. 8:7). Maar dan geldt: “Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen” (Gal. 3:10b). Hoe ongelukkig is de mens onder wet! De wet brengt de vloek over mij! Maar mijn huwelijk met de wet is ontbonden. Ik ben nu getrouwd met een Ander: met de Heere Jezus. En dat, opdat ik vruchten zal dragen voor God!
Dat moet een christen weten: je bent niet langer met de wet getrouwd. Richt je aandacht dus niet langer op de wet. Maar richt je aandacht op de Christus. Veel christenen zijn in Christus bevrijd van de wet, dat is hun staat. Maar in de praktijk, dat is hun stand, leven zij onder de wet. Dat zijn die christenen die in eigen kracht, ná ontvangen genade, naar de wet proberen te leven. En dat werkt niet, zegt de apostel. Denk níet na het lezen van Romeinen 6: nu ik bevrijd ben van de macht van de zonde, moet ik staat zijn om naar Gods wetten leven.
Want: ik ben bevrijd van de macht van de zonde, maar de zonde is nog in mij (Rom. 7:20). Het vlees of de zondige natuur is nog mij. En als wedergeboren mens heb je de kracht niet om je vlees te lijf te gaan. Daarom zegt Paulus in Galaten 5:16 (HSV): “Maar ik zeg: Wandel door de Geest, en u zult zeker de begeerte van het vlees niet vervullen.” Wandelen wij door de Heilige Geest? Of denken wij na ontvangen genade (in eigen kracht) de wet te moeten vervullen? Dan wordt de beleving van Romeinen 7: 14-26 de jouwe. “Want het goede dat ik wil, doe ik niet, en het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik” (vs. 19). En als dat je leven is (als het zo telkens gaat), dan klaag je: het is een wetmatigheid geworden, je kunt de klok er op gelijk zetten: als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij (vs. 21; wet heeft hier de betekenis van “wetmatigheid”). Natuurlijk, als wedergeboren mens roep je uit: “(…) ik heb een vermaak in de wet Gods, naar de inwendigen mens” (vs. 22). Maar de praktijk drukt je teneer: “(…) ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is” (vs. 23). Je hebt vrede bij God, door het geloof in Christus. Je bent gezegend met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus. Maar desondanks roep je uit: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” (vs. 24). Mijn lichaam is, met betrekking tot het doen van uw wil, niet zwak, maar dood!
Gelukkig de mens die met Paulus vervolgt: “Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.” Hij is het Antwoord. Ik ben niet met de wet getrouwd, maar met Christus. Richt het oog naar boven, verwacht het van Hem, en van Zijn Heilige Geest. Richt je aandacht niet op Sinaï! Want je kunt die wet niet houden. Zelfs niet ná ontvangen genade. Maar: Zie op Christus! Zie op Hem, Die Zijn leven uitgoot in de dood om de zonden van Zijn volk te verzoenen. Opdat je hart volstroomt met liefde. Bedenk dat Hij Zich overgaf in de dood, om voor Zichzelf een eigen volk te reinigen, ijverig in goede werken (Tit. 2:14). Zie op Hem, Die het grote Voorbeeld is; Die geen zonde gekend heeft of gedaan, en met heel Zijn hart kon zeggen: “Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge” (Joh. 4:34). Zie op Hem, Die de Krachtbron is om in nieuw leven te wandelen; Die Zijn Heilige Geest aan Zijn kinderen heeft gegeven, om door die Geest te wandelen in goede werken.
Daarover gaat het in Romeinen 8. Opwas in genade is zelf minder worden. Opwas in de genade is steeds minder van jezelf verwachten. Opwas in de genade is steeds meer het oog naar boven slaan. Want nu begrijp ik het: 1. God heeft de zonde in het vlees van Christus veroordeeld (Rom. 8:3). Waarom? Om mij te bevrijden van de macht der zonde (Rom. 6:6,7)! 2. Maar (!): Om vervolgens door Zijn Geest de wet in mij te vervullen (Rom. 8:4)! Terwijl ik vroeger dacht dat ik bevrijd werd van de macht van de zonde opdat ik zelf de wet zou kunnen vervullen.
Als je leert leven door de Heilige Geest, wordt de eis van de wet in je vervuld (Rom. 8:4). De vrucht van de Heilige Geest wordt in je leven zichtbaar. Wat is de vrucht van de Geest? Paulus schrijft: “Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.” Let op: dat zijn in de eerste plaats ‘inwendige’ vruchten. Zo wordt de eis van de wet in mij vervuld. En uiteraard: vervolgens wordt dat naar buiten toe zichtbaar.
Ik geloof dat opwas in de genade (onder meer) betekent dat je meer gaat leven uit Romeinen 7:25 en Romeinen 8. Maar dat betekent niet dat een christen op deze aarde een staat van volmaaktheid zou kunnen bereiken. Jakobus zegt duidelijk: “Want wij allen struikelen in vele” (Jak. 3:2a). Met andere woorden: wij allen struikelen dikwijls. En Johannes zegt in zijn eerste zendbrief: “Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet” (1 Joh. 1:8). Duidelijke woorden. Verder: Paulus, een man die in de hemel wandelde, wist heel goed dat hij de volmaaktheid niet bereikt had (Fil. 3:12). Wel strekte hij zich er naar uit! Want er is een groot verschil tussen enerzijds een christen die leeft uit de kracht van zijn vlees, en anderzijds een christen die het oog op Christus gevestigd heeft, en alle hulp van Hem verwacht. De laatste belijdt: “Want de wet Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet (wet heeft hier de betekenis van wetmatigheid) der zonde en des doods” (Rom. 8:2). Vroeger kon je de klok er op gelijkzetten: telkens als ik het goede wilde doen, deed ik het kwade. Die wetmatigheid heeft de Heilige Geest doorbroken.
Er zou nog veel meer te schrijven zijn, maar ik heb het al veel te lang gemaakt. Ik wil ten slotte benadrukken: “Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle!” (1 Kor. 10:12). Je kunt plotseling overvallen worden door een zonde, een misdaad (vgl. Gal. 6:1). Egoïstische, onreine, boze, hatelijke gedachten of gevoelens zijn zonden voor God – ook al bestaan ze maar ze een ogenblik! Laten we dan eerlijk zijn: hebben wij niet iedere dag heel wat zonden te belijden voor God?
God zegene dit antwoord,
Hartelijke groet,
Ds. P. C. H. Kleinbloesem
Dit artikel is beantwoord door
P.C.H. Kleinbloesem
- Geboortedatum:13-10-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Als hij overgaat in Rom 8 begint hij over zijn wedergeboren geest. Deze is perfect en zonder zonde! Wedergeboren door God's Geest. Daarom verblijd hij zich daarin.