Eeuwige hel
P.C.H. Kleinbloesem | Geen reacties | 13-07-2009| 15:00
Vraag
Ik heb een vraag over Klaagliederen 3:31. Want de Heere verwerpt niet voor eeuwig. Het lijkt hier alsof de eeuwige hel dus niet bestaat. Ook lezen we in het Oude Testament nergens dat God een eeuwige hel introduceert. Niet na de zondeval, niet na de dood van Abel, niet na Sodom en Gomorra. Het enige dat we in het OT vinden is het woordje sheol, wat simpelweg graf betekent of ook wel met dodenrijk vertaald wordt. Psalm 139 zegt zelfs dat God de ziel in de hel niet verlaat, dat kan dus niet de hel zijn die in de kerken gepredikt wordt. Waarom heeft God in het OT eigenlijk nooit gezegd dat er een eeuwige hel is? Omdat de Joden bij voorbaat behouden zijn? In Filipenzen 2:9 e.v. staat: “Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God, de Vader.” Hier staat duidelijk dat elk schepsel zich ooit zal buigen voor God en dus tot bekering komt? Mij persoonlijk lijkt het vreemd dat dit een dwangmatige eer is, want God wil dat wij zelf de keuze voor Hem maken. Vraag 2: Hoe moet ik bovenstaande verzen precies lezen? Zijn de Klaagliederen alleen voor de Joden, of de Kerk( Uitverkorenen) bedoeld? Dus niet voor alle mensen op aarde? En waar gaat Fillipenzen precies over? Het duizendjarig vrederijk? Ik begrijp dat het lastige vragen zijn en misschien lijkt het alsof ik een bepaald standpunt inneem. Ik sta echter open voor andere inzichten, met name van mensen die ervoor geleerd hebben.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Allereerst mijn excuses voor het feit dat je zolang op een antwoord van mij hebt moeten wachten! Ik zal proberen een antwoord op je vragen te geven.
Je vraagt als eerste waarom God in het Oude Testament nooit gezegd heeft dat er een eeuwige hel is. Je beroept je daarbij op Klaagliederen 3:31. Je begrijpt, het is belangrijk om teksten in hun verband te lezen. Ik citeer Klaagliederen 3:24-31: “Cheth. De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. Teth. De HEERE is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt. Teth. Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des HEEREN. Teth. Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. Jod. Hij zitte eenzaam, en zwijge stil, omdat Hij het hem opgelegd heeft. Jod. Hij steke zijn mond in het stof, zeggende: Misschien is er verwachting. Jod. Hij geve zijn wang dien, die hem slaat, hij worde zat van smaad. Caph. Want de Heere zal niet verstoten in eeuwigheid.”
Waar het dus om gaat is dat de Heere Zijn “kinderen” niet verstoot in eeuwigheid. De andere kant lees je in een tekst als 1 Kronieken 28:9: “En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten, en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten; indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten.”
Je zegt dat Psalm 139 zegt dat God de ziel in de hel niet verlaat. Maar je bedoelt waarschijnlijk Psalm 16. Daar staat letterlijk: “Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie” (Ps16:10). Belangrijk om te weten is dat onze Statenvertaling drie verschillende Hebreeuwse woorden vertaalt met “hel”. De grondtekst gebruikt in Psalm 16 het woordje “sheol”. Dat woordje betekent (onder meer) “graf”. Petrus past deze woorden uit Psalm 16 toe op de Heere Jezus. Lees maar Handelingen 2:25-28: “Want David zegt van Hem (van de Heere Jezus, PK): Ik zag den Heere allen tijd voor mij; want Hij is aan mijn rechter hand, opdat ik niet bewogen worde. Daarom is mijn hart verblijd; en mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten in hope; Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. Gij hebt mij de wegen des levens bekend gemaakt; Gij zult mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht.” Met mijn eigen woorden gezegd: God heeft Jezus niet in het graf gelaten, maar “ten derde dage” opgewekt uit de dood!
Je vraagt heel uitdrukkelijk: waarom heeft God in het Oude Testament nooit gezegd dat er een eeuwige hel is? Ik zie ook wel dat het Nieuwe Testament meer uitdrukkelijk spreekt over het bestaan van een eeuwige hel (Zie Matt. 13:41,42, Marc. 9:43, en vele andere teksten). Maar tegelijk zeg ik: het Oude Testament zwijgt er niet over! Lees maar Daniël 12:2: “En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing.” Duidelijker kan het haast niet.
Het is zeker niet zo dat alle Joden bij voorbaat behouden zijn! De Heere Jezus zei tegen Nicodémus: “Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien” (Joh. 3:3). En even later: “Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan” (Joh. 3:5b). Dus niet zien (dat is: niet onderscheiden), en niet ingaan. Dat geldt voor ieder mens, en dus ook voor de Jood Nicodémus. Inderdaad, het Koninkrijk van God heeft alles te maken met het duizendjarig vrederijk. Maar let wel: degenen die het Koninkrijk God niet zullen mee maken, zullen voor eeuwig verloren gaan. Lees maar Openbaring 20:4-6. Ik citeer alleen vers 6a: “Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, (…).” Overigens zou ik nog veel meer Schriftplaatsen kunnen noemen waaruit blijkt dat de Joden niet ‘automatisch’ behouden worden (bijv. Matt. 8:12).
Inderdaad staat er in Filippensen 2:9 dat “alle knie” zich zal buigen voor de Heere Jezus, en dat “alle tong” zal belijden dat Jezus Christus de Heere is (in mijn eigen woorden gezegd). Maar dat betekent in geen geval dat alle mensen tot bekering komen en voor eeuwig behouden worden! Nee, nu is het de tijd dat mensen, dat wíj, vrijwillig onze knieën kunnen buigen. Straks komt er een tijd dat mensen hun knieën zullen moeten buigen. Lees maar Micha 7: de vijanden van de Heere zullen voor Hem neervallen. En Psalm 72:6: “Ja, alle koningen zullen zich voor hem neerbuigen, alle heidenen zullen hem dienen.” De Heere wordt verheerlijkt, zowel in de ondergang van de goddelozen, als in de behoudenis van de Zijnen (vgl. Rom. 9:22,23)!
Je vraagt naar het onderwerp van de brief aan de Filippensen? De brief van de Filippensen handelt niet in de eerste plaats over het duizendjarig vrederijk. Een kerntekst in de brief aan de Filippensen is: “Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was” (Fil. 2:5). Wij moeten de gezindheid van Christus hebben. En wat is die gezindheid? Hij heeft Zichzelf diep vernederd! Je begrijpt, die gezindheid kan je niet máken. Met andere woorden gezegd: je kunt er niet zelf voor zorgen dat je de gezindheid van Christus hebt. Maar in hoofdstuk 3 legt de apostel uit hoe we die gezindheid kunnen kríjgen! Namelijk door ons oog te vestigen op de verheerlijkte Heere in de hemel! Door vol te worden van Hem. Paulus richt het oog op Hem, en roept uit: “Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen” (Fil. 3:8).
Een andere vraag is of je Filippensen 2:10 en 11 moet verstaan in het licht van het duizendjarig vrederijk. Het antwoord in volgens mij: ja. Maar laten we nooit vergeten dat er straks (ná het duizendjarig vrederijk) een grote witte troon zal staan, tussen de hemel en de aarde (Op. 20:11). Zij, die God níet vrezen, zullen als dood aan de voeten van de Heere Jezus neervallen! Vanwege Zijn Majesteit, Grootheid en Heerlijkheid. Ook Johannes viel als dood aan de voeten van de Heere Jezus. Maar dat gaf niet… Want Gods kind krijgt te horen: “Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods” (Op. 1:17b-18).
Ik hoop en bid dat dit antwoord overtuigend mag zijn. Ontvlucht de toekomende toorn! Door te schuilen, door geloof alleen, achter het bloed van Christus!
Hartelijke groet,
Ds. P. C. H. Kleinbloesem
Dit artikel is beantwoord door
P.C.H. Kleinbloesem
- Geboortedatum:13-10-1976
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Actief