Het moet toegepast worden
Ds. R.H. Kieskamp | 6 reacties | 13-07-2009| 11:07
Vraag
Steeds vaker hoor ik in de preek "het moet toegepast worden"! Ik ga me steeds meer afvragen waar dit eigenlijk vandaan komt. Dit zei Paulus toch ook niet tegen de stokbewaarder of Filippus tegen de kamerling?! Maar ik hoor: "Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis"
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Wanneer in een preek gezegd wordt dat “het moet toegepast worden”, mag dat niet worden uitgespeeld tegenover geloven. Toepassing en geloof zijn twee kanten van dezelfde zaak. Geloven wil zeggen dat we met de lege geloofshand aannemen wat de Heilige Geest door het Woord in onze lege hand legt. Dit laatste noemen we toepassing. Niemand kan iets (in het geloof) aannemen als het hem niet vanuit de hemel is gegeven (Joh. 3:27). Christus zegt ook dat de Geest het uit het zijne zal nemen om het ons te verkondigen ( Joh. 16:14). In dit verkondigen zit de betekenis van geven.
Als in een preek gezegd wordt: “Het moet toegepast worden”, dan mag dat dus niet betekenen dat de prediker wil afmanen van geloof. Het is fout als de prediker bedoelt te zeggen dat we moeten wachten tot het toegepast wordt en dat we dan pas mogen geloven. De Schrift roept ons op tot geloof. En dat mag ook geloof zijn van die man die riep: “Ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp”(Markus 9:24). Dit geloof is een zaak van gehoorzaamheid aan Gods roepstem en daarin werk van de Heilige Geest. Tegelijk is het overgave waarin we ons toevertrouwen aan Gods genade. We vluchten tot het kruis van Christus, klampen ons vast aan dat kruis en zo ontvangen we Gods genade in Christus en daarin rust en vrede voor ons hart. Dit ontvangen van Gods genade is de toepassing door de Heilige Geest. Deze toepassing ontvangen we echter nooit buiten het geloof om. Toepassing geeft dat we het ons kunnen en mogen toeëigenen in het geloof. De vonk springt over. We mogen weten: “Jezus is van mij en ik ben van Hem”.
Een apart punt is de manier waarop het gebeurt. Soms is het een lange weg van zoeken en vragen. Soms niet. In alle gevallen geldt wel dat wij met lege bedelaarshanden dienen te komen. Geloofshanden vol met eigen goedheid zullen nooit de toepassing door de Heilige Geest ontvangen. Immers, “rijken worden ledig weggezonden, hongerigen worden met goederen vervuld” (Lukas 1:53). “Dat het moet toegepast worden”, wil ons dus niet van het geloof afhouden. Integendeel, het wil ons tot geloof aansporen, zodat we niet rusten tot we alle zand hebben weggegraven en enkel rust vinden in Christus, de Rots van ons behoud. Toepassing door de Heilige Geest en toeëigening door het geloof vallen dan samen. We zeggen: “Heere dank U wel voor wat U me hebt gegeven door Uw Geest en Woord. U hebt Christus door het Woord in mijn lege geloofshanden gelegd, zodat ik Hem heb mogen aannemen als mijn persoonlijke Heiland.”
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Een dergelijke prediking hoort men wel in de oud Gergem in Ned.
En dat is funest!
Jezus zegt inderdaad: "Geloof in Mij, en je BENT behouden!"
Aan deze oproep kunnen we alleen gehoor geven als Gods Geest dat in ons werkt.
Maar als God Zelf oproept om te komen, zou Hij iets vragen wat wij niet kunnen, en tegelijk niet de kracht geven om het TOCH, ondanks onszelf te kunnen?
God vraagt dat wij komen, en geeft dan ook de kracht daarvoor!
Je hoeft echt niet kruipend en weeklagend te zijn voordat God je bekeert. God KAN zo werken, dat is waar. Hij is vrij in Zijn doen en laten. Maar God kan ook de mens zo overstelpen met Zijn Liefde dat de mens niet anders wil dan die God dienen en liefhebben. En dat willen en daadwerkelijk liefhebben wordt gewerkt door Gods Geest.
VII. 4. Het vierde dat aan te merken is, is de wijze van wedergeboorte, welke zeer verscheiden is;
(a) Sommigen worden schielijk, in een korte tijd overgebracht, als in één ogenblik, gelijk Zachéus en de moordenaar; velen op de Pinksterdag, de stokbewaarder. Anderen langzamer.
(b) Sommigen worden overgebracht door en met grote verschrikkingen en
ontsteltenissen der wet, des doods en der verdoemenis, zoals op de Pinksterdag, en de stokbewaarder, Hand. 16:27.
(c) Sommigen op een zeer Evangelische wijze. De zaligheden en de volheid van de Middelaar Jezus Christus overstelpen de ziel, en de zoetheid van de Evangelische goederen vervullen zó hun ziel, dat ze geen tijd hebben, aan hun zonden met verschrikking te denken. Maar zij worden als verslonden door het Evangelie, en zij ontvangen Jezus met blijdschap als Zachéus, Lukas 19:3, 10.
(d) Sommigen brengt de Heere over in vele bedaardheid, door het gezicht van de waarheden; in bedaardheid zien ze hun zonden en ellendige staat buiten Christus, en de zaligheden der bondgenoten, alsmede de waarheid van de aanbieding van Christus door het Evangelie aan hen. In dit beschouwen der waarheden worden ze allengskens (langzamerhand) en buiten hun weten veranderd, en worden der waarheid gehoorzaam, en door de kennis van de waarheid worden ze gelovig, en hun hart wordt gereinigd, 1 Petrus 1:22. Zij hebben niet veel smartelijke droefheid, ook geen verrukkende blijdschap, maar een genoegen in, en zoete goedkeuring van de waarheden, zo ten opzichte van hun ellende, als zaligheid in Christus, en hun aanneming van, en verlaten op Christus. Dit zijn doorgaans de bestendigste en vaste Christenen.
(e) Sommigen worden bekeerd allengskens, met vele verwisselingen van droefheid, blijdschap, geloof, ongeloof, strijden, overwinningen, vallen, opstaan; en dit is de gewone weg, dien God doorgaans houdt in de bekering van de meesten. Als ik zeg, allengskens, dan bedoel ik de bekering in 't brede, met al haar omtrek, van de eerste overtuiging, tot de bewustheid dat men Christus aanneemt. Want anders is het een zekere zaak, dat de bekering in één ogenblik geschiedt, in één moment wordt de ziel van dood levend; tussen dood en levend zijn is geen tijd. Omdat deze wijze van bekering de gewoonste is, zo zullen wij ze in haar begin, voortgang en einde wat breder openleggen, opdat een ieder zich daarin zou kunnen spiegelen.
Maar dat zeggen wij vooraf, dat niemand bekommerd moet zijn over de wijze van bekering, omdat hij niet is overgebracht op deze of gene wijze, die men zichzelf voorschrijft, of op welke anderen bekeerd zijn. Als de bekering er is, dan is het wél, en ziet tot uw ontsteltenis niet terug op de wijze, al was de wijze van bekering in u zodanig, dat gij nooit iets dergelijks gelezen of gehoord had. Want de wegen Gods zijn wonderbaar, en de een ondervindt wel iets, daar de andere niet van weet, ook in de gewone weg tot bekering; maar men moet dikwijls terugzien op al de voorzienigheden en wegen, waardoor God ons geleid heeft, dat geeft ons stof van verwondering, van verheerlijking van God, en van vaststelling van zijn staat.