Weeszondag
Ds. A. Jonker | Geen reacties | 25-06-2009| 21:06
Vraag
De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren wordt ook wel de Weeszondag genoemd. De naam Weeszondag duidt op verdriet, op gemis. Zo wordt het ook vaak in preek aangehaald: de discipelen zijn alles kwijt: hun Jezus. Ze zijn wezen. Maar hebben ze dit wel zo ervaren?
In Lukas 24 lees ik het volgende: “En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel. En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en dankende God. Amen.” Hier lees ik niet van verdrietige wezen, maar van blijde verwachtende discipelen. Hoe zit dat?
Antwoord
Het is een goede gewoonte om bij de uitleg van een Bijbelgedeelte te kijken of er andere teksten in de Bijbel zijn die daar licht op werpen. We noemen dat “Schrift met Schrift vergelijken”. Daarbij kom je inderdaad op een tegenstelling, als je kijkt naar de periode tussen Hemelvaart en Pinksteren. Nu is het ook goed om te kijken in welk verband een bepaalde tekst staat.
In Lukas 24 is het tekstverband: Hemelvaart, de Heere Jezus heeft de discipelen gezegend en Zijn belofte gegeven. Daarna is Hij opgenomen in de hemel en gaan de discipelen blij terug naar Jeruzalem. Je ziet wat de uitwerking is van de zegen van Christus! Handelingen 1 spreekt over de tijd van verwachtingsvol uitzien naar en bidden om de beloofde Geest. Daar lees je niet over “blijdschap” maar over eendracht, volharding, bidden en smeken. Zowel in Lukas 24 als Handelingen 1 gaat niet over verdriet en gemis. Dat lezen we wel in Johannes 16: 16-22. Aan deze woorden hoeven we niet te twijfelen, want het zijn woorden van de Heere Jezus. De discipelen hebben dus droefheid en gemis ervaren. De reden daarvan is dat de Heere Jezus niet bij hen is. Tegenover Zijn aanwezigheid staat Zijn afwezigheid. Daarom tegenover blijdschap de droefheid.
Het is goed om beide zaken te laten staan: verdriet en gemis enerzijds en blijdschap en verwachting anderzijds. Zou dit in die tien dagen in het leven van de discipelen elkaar niet hebben afgewisseld? Eerst blij en lovend teruggekeerd, daarna soms verdrietig en op bepaalde tijden samen verwachtingsvol biddend. Zou het smeekgebed niet overgegaan zijn in verwachtingsvol vertrouwen op de belofte van de Heere Jezus? En zou dit leven met Zijn belofte hun hart niet opnieuw blij gemaakt hebben: Want Hij is zegenend naar de hemel gegaan. Het lijkt me niet juist om eenzijdig het verdriet van de ‘wezen’ te benadrukken en ook niet om eenzijdig het blijde en verwachtingsvolle te benadrukken. Beide zaken zijn er in afwisseling geweest.
Waarom ik meen dat deze afwisseling er geweest is? Omdat dit ook de ervaring is van Gods kinderen na Pinksteren. Soms de blijdschap als je geloven en ervaren mag dat de Heilige Geest geschonken is als zegel van Gods werk, als de Trooster, als Degene die ons leert om Abba, Vader te zeggen. Maar er zijn ook momenten van gemis en verdriet, als je het niet zo sterk ervaart en je het geloof niet zo kunt beoefenen als tevoren. En is het niet zo, dat de blijdschap over de Heilige Geest die ontvangen is, ook samen gaat met het verdriet over de eigen zonden die nog tegen onze wil in ons overblijven en het verlangen naar de wederkomst van Hem, Die alles vol maakt met Zichzelf?
Ds. A. Jonker
Lees ook: '40 dagen na Pasen'
(waarom de Heere Jezus juist 40 dagen na Pasen en 10 dagen vóór Pinksteren naar de hemel is gevaren)
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Jonker
- Geboortedatum:29-03-1954
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Putten
- Status:Actief