Dode hond of borduursel
Ds. P. van de Voorde | Geen reacties | 19-02-2009| 00:00
Vraag
Binnen onze gemeenten (Ger. Gem.) worden ter aanduiding van (zondige) mensen vaak termen gebruikt als onwaardig, nietig e.d. Ook -een dode hond als ik ben- heb ik meer dan eens voorbij horen komen. Nu las ik een tijdje geleden Psalm 139 en dat trof me. Daar wordt op een heel andere manier over (het ontstaan van) mensenlevens gesproken. Zie bijvoorbeeld vers 14: Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet dat zeer wel. Een eindje verder wordt over ons leven zelfs gesproken als een borduursel. Natuurlijk weet ik dat alle mensen na de zondeval zondaren zijn geworden, maar deze Psalm is ook pas na diezelfde zondeval geschreven. Hoe zit dit dan? Mag dit wel?
Ik vind dit een moeilijk punt. Het is dan toch een ontzettende tegenstelling dat wij spreken over termen als dode honden e.d. als er in vers 14 staat dat je God moet loven omdat Hij ons zo wonderbaarlijk heeft gemaakt?
Antwoord
Beste vragensteller,
Wat een tegenstelling: “een dode hond” en “Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid.” Dit leert ons in ieder geval om genuanceerd te spreken over onszelf, als mens. Ik denk dat het te maken heeft met verschillende perspectieven van waaruit naar de mens gekeken wordt in de Bijbel.
1. Aan de ene kant zien we in de mens de wijsheid en macht van God. Hij heeft de mens geschapen, inderdaad als een wonderlijk borduursel; eindeloos complex, maar toch wonderlijk volmaakt. Wetenschappers weten veel, maar nog veel meer niet over het complexe functioneren van bijvoorbeeld de hersenen. God heeft ons geschapen en wij kunnen ons erover verwonderen. Daarnaast heeft God ons ook geschapen met een doel: “vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen (...)” (Gen. 1: 28). Hier zien we de mens met intellectuele en geestelijke vermogens als rentmeester én heerser aangesteld over de schepping. Psalm 8 kijkt ook vanuit dit gezichtspunt naar de mens.
2. Aan de andere kant zien we ook in de Bijbel dat er naar de mens gekeken wordt vanuit het perspectief van de zondeval. De mens heeft zich verlaagd door zijn ongehoorzaamheid aan God. Daarmee heeft hij zijn betekenis en doel, waarvoor hij geschapen was, verloren. Hij is inderdaad geneigd tot alle kwaad, waarvan het grootste kwaad is, dat hij God niet meer verheerlijkt in zijn doen en laten, spreken en zwijgen. Hierover schrijft Paulus in de eerste hoofdstukken van de Romeinen brief. Vanuit dit perspectief kan én moet je dus wel degelijk spreken over de gevallen mens, die zich het leven voor Gods aangezicht onwaardig heeft gemaakt.
3. Hoe moet je nu deze eerste twee punten vasthouden? Dat kan alleen in het geloof in Christus. Zonder Christus eindigt alles in de dood, zélfs die mens, die zo wonderlijk volmaakt geschapen is. Maar juist in Christus komt die gevallen mens weer tot zijn bestemming. Jezus Christus is de volmaakte (God en) mens, in wie Gods wil en bedoelingen weerspiegelt worden (Hebr.1:3, vgl ook de “nieuwe mens”, Ef. 4:24; Kol. 3:10). Met andere woorden, God heeft die gevallen mens niet opgegeven, maar houdt vast aan zijn schepping. Hij wil die mens verlossen van satans macht, de macht van de zonde, de schuld vanwege de zonden en de toestand van de eeuwige dood. Dus zodra een mens door het geloof met Christus verbonden wordt, komt hij of zij weer tot zijn bestemming en doel (Openb.1:6; 5:15), straks volmaakt in de vernieuwde schepping (Rom. 8:18-23; Openb. 21:1-3, enz).
Dus vanuit de schepping gezien is de mens één en al bewijs van Gods grootheid, macht en wijsheid. Vanuit de mens gezien is hij gevallen en verdorven. Vanuit Christus gezien komt alles weer op z’n plaats. Zo mogen we vanuit het geloof spreken over de mens, zoals bijv. Ps.8 dat doet. Dit kan omdat die mens in Christus weer tot zijn bestemming komt, zoals ook de apostel toelicht in Hebreeën 2. Wat een aanmoediging om te vertrouwen op het volbrachte werk van de Heere Jezus Christus. Dan hoeven we niet te blijven steken in de verdorvenheid en verlorenheid van de mens, hoe waar dit op zichzelf ook is. Er is verlossing door het volbrachte werk van de Heere Jezus. Hij zegt: “Ik ben de opstanding en het leven; die in mijn geloofd zal leven, al ware hij ook gestorven [‘al sterft hij ook’]”. Eeuwig leven met de Heere. Zo kunnen en mogen we in deze machtige Heiland weer tot onze bestemming komen als nieuwe mens; het verheerlijken van God in Christus. Hier een begin, maar straks volkomen.
Hartelijke groet,
Ds. P. van de Voorde
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van de Voorde
- Geboortedatum:18-08-1975
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Wijngaarden
- Status:Inactief