"Die de misdaden bezoekt aan de kinderen"
Ds. J.J. Tigchelaar | Geen reacties | 18-02-2009| 00:00
Vraag
Graag zou ik willen weten wat het volgende betekent: In Exod. 20 (de wet of Tien Geboden) staat: “Want Ik de Heere uw God ben een ijverig God, Die de misdaden bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergene die Mij haten.” Betekent dit dat de Heere de zonde van de ouders zal bezoeken tot in het derde en vierde geslacht?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Voorop moet staan dat in het tweede gebod een waarschuwing staat voor ouders, en geen bedreiging voor kinderen. Ouders moeten goed weten dat hun ongerechtigheid ernstige gevolgen heeft voor hun (klein)kinderen. In elk geval door hun verkeerde voorbeeld, mogelijk helaas ook door verkeerde levensgewoonten als drankzucht of verslaving. Daarbij komt dat kinderen geen blanke, onbeschreven bladen zijn. Alle mensen hebben door hun oervader Adam meer neiging tot het verkeerde en verbodene dan tot het goede. Zoals het doopformulier stelt: “Dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn”. Van nature zijn we allen vervloekt en wij kunnen ons dus niet over God beklagen, wanneer Hij ons in deze toestand laat.
Maar het gebod en de bedreiging in Exodus 20:5 en Deut.5:9 vermeldt ook een beperkende conditie: “Die Mij haten”. Dat slaat op de ouders en op de kinderen. Alleen wanneer de kinderen, evenals hun ouders, God haten en ongerechtigheid doen, zal de straf van hun ouders op hen voortgaan. De kanttekeningen bij de Statenvertaling schrijven bij deze tekst: “Dat is: nakomelingen, te weten zodanige die hunner vaderen voetstappen navolgende, ook de zonde der afgoderij begaan”.
Deze kanttekening is niet een eigen verzinsel om zogenaamde oneerlijkheid te voorkomen maar berust op wat de profeet Ezechiël heeft gezegd in hoofdstuk 18 vers 20: “De zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid van de zoon”. Wanneer kinderen of kleinkinderen van goddeloze ouders of grootouders de Heere zoeken, dan geldt de bedreiging van dit tweede gebod dus niet.
Blijft echter staan dat kinderen die hun ouders volgen in het kwade, daarvan de kwalijke gevolgen zullen ondergaan. Een illustratie daarvan zien we bij de goddeloze koningen van Israël. Geen van die verkeerde koningsfamilies bleef bestaan na het vierde gelacht.
Nog twee opmerkingen bij dit antwoord:
1. In de Heidelbergsche Catechismus wordt bij de behandeling van dit tweede gebod, in vraag en antwoord 96 en volgende, de kinderen niet genoemd. De spits gaat daar over de verering van afbeeldingen en richt zich tegen de praktijk in de Roomse kerk van toen.
2. Volgend op het verbod en de waarschuwing aan de ouders, staat er in dit tweede gebod gelukkig ook een belofte. En die geldt niet voor drie of vier geslachten, maar voor duizenden. De belofte is sterker dan de dreiging. Gods liefde is groter dan zijn toorn. Calvijn stelt, in Zondag 24 van zijn catechismus uit het jaar 1542, dat het Gods “eigenlijke aard is om veel liever goedheid en vriendelijkheid te bewijzen, dan hardheid en strengheid, gelijk Hij getuigt, dat Hij zich haast om goed te doen, maar traag is tot toorn”.
Ds. J. J. Tigchelaar
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J.J. Tigchelaar
- Geboortedatum:05-12-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Putten
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus predikant en adviseur predikantenopleiding Church of Central Africa