Zonder bekering geen belijdenis
Ds. A. van Vuuren | Geen reacties | 10-10-2008| 00:00
Vraag
Waarom wordt er door sommige mensen gezegd dat je zonder bekering geen belijdenis kan doen? Is waarachtige bekering een voorwaarde om je bij de kerk te voegen? Een gemeente van alleen ware gelovigen is hier op aarde niet te verwezenlijken. Het verleden bewijst dat. Ik weet wel dat een ernstige oproep tot bekering in de prediking aanwezig moet zijn, maar je kunt mensen toch niet het lidmaatschap tot de kerk ontzeggen en verhinderen dat hun kinderen gedoopt worden?
In (onder meer) de Gereformeerde Gemeenten wordt belijdenis afgelegd door een antwoord te geven op de vragen van Voetius. Deze luiden als volgt:
- Verklaart gij dat gij de leer van onze kerk, welke gij geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schrift?
- Belooft gij dat gij door Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven en daarin zult leven en sterven?
- Belooft gij dat gij overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten en dat gij uw belijdenis met goede werken zult versieren?
- Belooft gij dat gij u aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht wilt onderwerpen en onderworpen zult zijn, indien (wat God verhoede) het mocht gebeuren, dat gij u in leer of leven kwaamt te misgaan?
Ik ben me ervan bewust dat je hier zonder Gods hulp niet veel van terecht brengt, maar is het goed om Belijdenis des Geloofs te vereenzelvigen met het Heilig Avondmaal? Zeg je met een ja-woord op deze vragen dat je een kind van God bent? Hoe is door de reformatoren en nadere reformatoren over dit soort zaken gedacht?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Je legt wel een heel pakket vragen rondom het doen van belijdenis op mijn bordje. Maar het zijn belangrijke vragen. Vanuit drieërlei oogpunt wil ik dan ook proberen ze kort te beantwoorden.
BIJBELS gezien: Nergens in het Oude Testament en Nieuwe testament vindt men een openbare geloofsbelijdenis in de huidige vorm zoals wij die kennen. Het doen van belijdenis was steeds direct gekoppeld aan het ontvangen van het sacrament van de doop en het sacrament van het Avondmaal. Onze huidige kerkelijke vorm heeft dus zeker Bijbelse wortels, maar bij deze vorm die wij kennen dreigen twee gevaren. De belijdenis, als aanvaarding van verbond, kan zo in de praktijk enerzijds makkelijk worden losgemaakt van de doop. Anderzijds kan de belijdenis worden los gemaakt van de vernieuwing van het verbond in de deelname aan het Heilig Avondmaal. Maar belijdenis en gebruik van het sacrament horen onlosmakelijk bij elkaar. Voor beide is een levend geloof nodig, gewerkt door de Heilige Geest. De Bijbel biedt geen enkele ruimte voor een louter verstandelijk belijden. Of het nu gaat om een schuldbelijdenis of een belijdenis van Christus als Zaligmaker, het gaat altijd om een hartelijke belijdenis. Denk bijvoorbeeld maar aan de belijdenissen van Petrus (Mattheüs 16:16 en 17), van de Romeinse officier (Lukas 7:6), van Martha (Johannes 11:27), van Timotheüs (1.Timotheus 6:12).
KERKHISTORISCH gezien: In de Vroege Kerk, dus de eerste eeuwen na Christus komt een vorm van belijdenis doen op, die lijkt op de onze. Het afleggen van de geloofsbelijdenis omvatte de twaalf artikelen van het geloof. Overigens werd er van te voren gevraagd naar de motieven en werd ook de eis van een christelijke levenswandel gesteld. Ook in de Vroege Kerk werd het belijdenis doen gekoppeld aan Doop en Avondmaal. Er werd veel aandacht besteed aan de voorbereiding tot het doen van belijdenis. Het ging daarbij om een zeer bewuste geloofskeuze, een hartelijk belijden van de Heere Jezus als enige en volkomen Zaligmaker. Met deze gang van zaken bleef de Kerk dus in de lijn van de Bijbel.
Reformatietijd: Daarna komt de scheefgroei, dan wordt de openbare geloofsbelijdenis tot een nieuw sacrament gemaakt. In die Roomse confirmatie gaat het niet meer om een belijden van de Drieënige God, maar om een instorting van de genade tot geloof en geloofsvolharding. Gelukkig heeft men name Calvijn in de tijd van de Reformatie weer teruggegrepen op de belijdenispraktijk, zoals die gangbaar was in de Vroege Kerk. Hij benadrukte vooral de geloofsaanvaarding van de Bijbelse leer der kerk. Geloof kan er niet zijn zonder rechte kennis, rechte kennis kan er niet zijn als er geen geloof is. Calvijn stelde dat het bij het belijdenis doen gaat om de gelovige kennis van de (Bijbelse) waarheid. De Kerk der Reformatie in Nederland is hem daarin gevolgd. Dat is lang zo gebleven. Ook de bekende Dordtse Synode van1618-1619 wees op de ernst en de geestelijke inhoud van de belijdenis van het geloof. Toegelaten moeten worden door de predikanten hen, “die het onderwijs met enige vrucht kunnen volgen en van wie zij weten dat zij bekommerd zijn met de zaligheid van hun ziel” Daarmee wordt bedoeld dat het gaat om mensen die hun zaligheid buiten zich zelf hebben leren zoeken in de Heere Jezus Christus. In later tijd heeft men in de kerk(en) helaas dit Bijbelse standpunt niet altijd vast gehouden. Er komt een praktijk op waarbij belijdenis doen gescheiden wordt van deelname aan het Avondmaal. Belijdenis doen wordt dan afgevlakt tot een verstandelijk instemmen met de waarheid. Met name in de twintigste eeuw is er terecht verzet gerezen tegen deze praktijk. De beslissing van de synode van de Christelijk Gereformeerde kerken van 1950 is dan ook voluit Bijbels en een teruggrijpen op de leer en de praktijk van zowel de Vroege Kerk als de kerk der Hervorming als ze stelt: Met alle nadruk wordt uitgesproken, dat de belijdenis afleggen betekent: belijdenis van het geloof doen en niet belijdenis van de waarheid zonder meer. Een kerkenraad die bij het afnemen van openbare belijdenis tevreden is met de verklaring van een historisch geloof.(bedoeld is: louter verstandelijk instemmen met de waarheid; A.v.V.) is in strijd met de uitspraken van Gods Woord en met de grondslagen van de Gereformeerde leer.
DE HUIDIGE PRAKTIJK bezien: Je hebt gelijk wanneer je stelt dat een gemeente van alleen ware gelovigen hier op aarde niet bereikt zal worden. Maar dat neemt niet weg dat kerken en kerkenraden uit moeten gaan van de Bijbelse norm. Die norm is een belijdenis van het hart en de lijn volgen dat belijdenisdoen alles te maken heeft met de toelating tot het Heilig Avondmaal. En al zijn ambtsdragers geen hartenkenners, ze moeten zoveel in hun vermogen ligt de praktijk normeren aan de Bijbel, aan wat God op dit punt van ons vraagt.“Al wat niet uit het geloof is dat is zonde”, zegt de apostel Paulus. Dat geldt zeker van belijdenis doen.
Je vraagt: een kerk kan mensen het lidmaatschap tot de kerk toch niet ontzeggen en verhinderen dat hun kinderen gedoopt kunnen worden? In Hervormde gemeenten zal men zoiets ook niet snel doen. Op grond van het verbond handhaaft men daar doorgaans een ruime dooppraktijk, omdat men de grenzen van het verbond zeer ruim trekt. Terecht kan men dan echter de kritische vraag stellen: Hoe kun je nu het teken en zegel van het verbond voor je kind vragen, als je zelf niet in de openbare belijdenis Gods verbond openlijk aanvaardt? In de kerken van de afscheiding is geloofsbelijdenis vaak een voorwaarde voor het laten dopen van de kinderen. Gevolg daarvan is dat men vaak de eisen voor belijdenis doen afzwakt of dat mensen te makkelijk belijdenis doen. Hoe dan ook, een te ruime dooppraktijk of een te ruime belijdenispraktijk, beide is niet Bijbels. Zelfs al wil een kerkenraad puur Bijbels leven en handelen, er zal altijd wel een spanningsveld blijven in de kerk tussen Bijbelse norm en praktijk. We hebben immers met zondaren te maken en we zijn geen hartenkenners.
Dan de vraag of je met je ja-woord op de belijdenisvragen zegt dat je een kind van God bent? Dat wordt niet in directe zin zo gesteld in de belijdenis vragen. Impliciet wel. Althans in die vragen die Hervormde gemeenten gesteld worden. Maar de nadruk ligt op de belijdenis wie God voor je is, de aanvaarding van de roeping om Christus te volgen en te strijden tegen de zonde en de duivel.
Of je zonder bekering geen belijdenis kunt doen? Inderdaad, een beginsel van de bekering moet aanwezig zijn. Maar we zijn nooit afbekeerd. Aan Wulfert Floor werd eens gevraagd: bent u bekeerd? Hij antwoordde: Ik ben bekeerlijk. God is er mee bezig. Bekering is een proces, zie zondag 33 van de Heidelberger Catechismus. Kern van belijdenis doen is belijdenis doen van je persoonlijk -misschien nog maar beginnend- geloof in de Heere Jezus. Ook al is er slechts sprake van een klein plantje van geloofsleven, dan heb je de belofte mee: “elk die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, wordt van dat heil die weldaan deelgenoot, Hij zal ze groter maken” (Ps. 115 berijmd).
Ds. A. van Vuuren
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. van Vuuren
- Geboortedatum:02-11-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Capelle a/d IJssel
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus-predikant