Niet tot verdoemenis bestemd
Ds. M. M. van Campen | Geen reacties | 10-10-2008| 00:00
Vraag
Geachte dominee Van Campen. In uw antwoord van 17 mei zegt u concluderend het volgende: “DUS: niet dat Ezau al tevoren tot verdoemenis was bestemd; dát werd pas na vele eeuwen goddeloosheid in zijn nageslacht vastgelegd in het boek Maleachi. God koesterde geen haat tegen Ezau al voor zijn geboorte. En zelfs niet aan het begin van zijn geschiedenis, zie Deuteronomium 23:7! Maar pas nadat Ezau’s nageslacht vele eeuwen lang een hardnekkige goddeloosheid aan de dag had gelegd.” Ik neem dit graag van uw over, alleen snap ik dan niet wat Paulus in Romeinen 9 bedoelt: “Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende; Zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal den mindere dienen. Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.” Hier staat toch wel dat de Heere al voor de geboorte van Ezau heeft gezegd dat Hij Ezau heeft gehaat, reeds voordat hij iets verkeerds had gedaan? Is het geloof in een verkiezing en verwerping van eeuwigheid nu wel of niet Bijbels gegrond?
Een tegenstelling die vergelijkbaar is met de tegenstelling Jakob-Ezau is de tegenstelling Izak-Ismaël. Izak is de zoon die aan Abraham is beloofd, Ismaël is een zoon van een slavin. Daarom mag Ismaël niet delen in de beloften die voor Izak golden. Dat was ondermeer de beloften aangaande het beloofde land Israël en de geboorte van de Messias. Vaak wordt deze belofte ook op het geestelijke Israël betrokken. Is Ismaël nu op voorhand uitgesloten van Gods genade? Als ik met m’n verstand redeneer zou ik “nee” zeggen, maar Bijbels kan ik het niet verantwoorden en lijkt soms het tegendeel waar. Ik vind dit persoonlijk heel belangrijk en ik worstel hier soms mee. Dat is ook de reden dat ik er na zoveel maanden nog op terug kom. Het is niet zo dat ik graag een lastige vraag wil stellen, maar ik dien deze vraag in omdat deze zaken me bezighouden. Het lijken voor mij hele grote tegenstrijdigheden. Gods zegen, licht en leiding toegewenst bij het beantwoorden van deze vraag!
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Destijds werd mij de vraag gesteld wat de tekst betekent: ‘’Jakob heb ik liefgehad en Ezau heb ik gehaat’’? Daarop heb ik geantwoord, dat die tekst niet betekent dat God van te voren al Ezau heeft gehaat, dat werd niet al voor de geboorte van Ezau gezegd, maar pas 1400 jaar later bij Maleachi helemaal aan het einde van het Oude Testament.
Nu wordt de vraag gesteld wat dan Romeinen 9:12 en 13 bedoelt: ‘’Want als de kinderen nog niet geboren waren noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods dat naar de verkiezing is, vast bleve... zo werd tot haar gezegd: de meerdere zal de minder dienen (:12). Gelijk geschreven staat: Jakob heb ik liefgehad en Ezau hebt Ik gehaat (:13)?’’ Hier lijkt te staan dat de Heere toch al voor de geboorte van Ezau heeft gezegd dat Hij Ezau heeft gehaat?
We moeten goed lezen en onderscheiden tussen de verzen 1 en 13: dat het Woord van God al van te voren onderscheid maakt tussen die twee is duidelijk. Maar dat betekent niet dat Ezau van te voren al tot de verdoemenis was bestemd: dát werd pas na vele eeuwen goddeloosheid in zijn nageslacht vastgelegd in Maleachi en staat dus niet in Genesis 25:23. Voor de geboorte van de kinderen koos God wel de lijn van Jakob al uit. Rom. 9:12 is een citaat uit Genesis 25 en inderdaad een uitspraak voor de geboorte van Ezau (meerdere zal de mindere dienen), maar vers 13 (Jakob liefgehad, Ezau gehaat) komt uit Maleachi., het laatste boek van het OT.
1. Vergeet niet dat het in Romeinen 9-11 gaat over het vólk Israel, niet zozeer over individuen, maar over het verleden Rom. 9 en het heden Rom. 10 en de toekomst Rom. 11 van het volk Israel. God verkiest Jakob, de mindere (= het volk Israël) en Ezau de meerdere (= Edomieten) gaat Hij voorbij.
2. Bovendien gaat het om een tijdelijke verkiezing op áárde, waaraan heel Israël deel had, slechts van sommige Israëlieten (namelijk de vromen onder hen) kan gezegd worden dat zij ook voor de eeuwigheid uitverkoren waren. De vraagsteller geeft al aan dat het vooral betrekking heeft op het beloofde land en de komende Messias, die niet uit Ezau noch uit Ismael geboren zal worden. Ik denk ook dat het fout is om dat zonder meer zomaar te betrekken op het geestelijk Israel en de genade.
3. Dat mensen op voorhand al uitgesloten worden van de genade is in het licht van de Bijbel niet vol te houden. Er zijn duidelijke teksten in het OT zoals Ezechiel 33:11 en in het NT zoals 1 Timotheus 2:4 en 2 Petrus 3:9 die zeggen dat God niet wil dat er iemand verloren gaat en dat Hij wel wil dat alle mensen zalig worden, ja dat God niet verlangt naar de dood van de zondaar, maar veeleer dat hij leeft. Van geen enkel mens geldt, dat God bij voorbaat wil dat hij verloren gaat. God zegt integendeel tot elk mens: Ik wil niet dat je verloren gaat!.
Vraag: is de verkiezing en verwerping van eeuwigheid nu wel of niet Bijbels gegrond?
Antwoord: de verkiezing is wel van eeuwigheid; zie Efeze 1:4, maar een verwerping van eeuwigheid daarvoor is m.i. na grondig schriftonderzoek geen enkele Bijbeltekst aan te wijzen.
1. Ik bedoel met een verwerping van eeuwigheid niet dat er dus geen mensen voor eeuwig verloren zullen gaan. Dat is helaas maar al te waar, maar mensen gaan verloren niet omdat ze niet zalig konden worden of omdat ze vooraf al door Gods besluit tot de eeuwige verdoemenis bestemd waren, maar door hun zondigheid, onwil en ongeloof! De hel is helemaal niet in de eerste plaats bereid voor de mensen maar voor de duivel en zijn engelen zegt Mattheus 25:42, dat er toch mensen in de hel zullen komen, is niet omdat ze niet verkoren zijn, maar omdat ze zondaars zijn en niet hebben gewild dat Christus Koning over hen zou zijn.
2. Zie nauwkeurig Romeinen 9:22-23: daar wordt gesproken over mensen die vergeleken worden met ‘’vaten des toorns tot het verderf toebereid en met vaten der barmhartigheid die HIJ tevóren tot heerlijkheid heeft bereid’’. Welnu, dat laatste is eeuwige uitverkiezing (Hij... tevoren), maar dat eerste is geen eeuwige verwerping, omdat er ten eerste niet staat dat HÃj ze tot verderf heeft toebereid, en ten tweede dat ze ook niet tevóren zijn bereid... het woordje tevoren ontbreekt! Wie bereidt dan de vaten des toorns tot verderf? Dat doen ze zelf! Zie 2 Petrus 2:1: ‘’een een haastig verderf over zÃchzelf brengen!’’
3. Ik bevind me in de lijn van de Schrift en weet me bevestigd door enkele grote Godsmannen zoals:
C. H. Spurgeon, die zegt in zijn boek “Uitverkoren in Hem”, pag. 86: ’’zijn er hier geen mensen onder de aanwezigen die gereed gemaakt worden voor het verderf? God maakt u niet gereed. Dat doet uzelf door dagelijks de verdorvenheid van uw hart te voeden er u er in te verlustigen. De eeuwige God is niet schuldig aan het vermoorden van zielen. De mensen die sterven en in de hel verzinken zijn zelfmoordenaars van hun eigen ziel. Ze hebben Gods barmhartigheid verworpen, ze hebben de Zaligmaker veracht, ze hebben de zonde gekozen en heiligheid gehaat. Zoals hun keus was, zal hun beloning zijn’’.
J. C. Ryle haalt in zijn commentaar op de tekst uit Lukas 19:41: ‘’Jezus weende over Jeruzalem’’, een citaat aan van twee verklaarders die zeggen: ‘’deze tekst is een afdoend argument tegen de leer van de verwerpring: Christus heef ze allen lief en heeft mededogen met allen, zelfs met hen die Zijn openbare vijanden zijn. Niemand wordt gehaat, hoewel slechts de gelovigen uiteindelijk worden gezaligd’’. Ryle zegt n.a.v. Lukas 14:34: ‘’Ik kan nergens in de Schrift enig duidelijk bewijs vinden dat er een besluit van verwerping is. Degenen die verloren gaan hebben dat te wijten aan hun eigen zonde en niet aan Gods besluit. Ik geloof dat we geen recht hebben aan enige zondaar te vertellen dat ze te slecht zijn om behouden te worden’’.
Ryle zegt n.a.v. Lukas 23:39 v.v. (over de 2 moordenaars aan het kruis): ‘’Er is geen noodzakelijkheid dat iemand verloren moet gaan, er is niet zoiets als een besluit tot verdoemenis in de Bijbel. Het aanbod in het evangelie is ruim en vrij en algemeen. Gods soevereiniteit is nooit bedoeld om de menselijke verantwoordelijkheid te vernietigen’’.
Kohlbrugge houdt volgens prof de Reuver in zijn proefschrift halt voor een grens waar Dordt -met Calvijn- overheen stapt, namelijk bij de eeuwige verwerping. Kohlbrugge spreekt liever van verharding dan van verwerping. God verhardt die Zijn liefde verwerpt! (K. v.d. Zwaag, Afwachten of Verwachten, pag. 143).
Ook haal ik nog een uitspraak aan van ds. R. van Kooten in zijn boek, “Aan Zijn Voeten”, pag. 155: ’Verkiezing en verwerping zijn geen identieke spiegelbeelden. God heeft niet besloten om te verwerpen, zoals Hij besloten heeft om te verkiezen. De Bijbel spreekt wel over een verkiezing van eeuwigheid, maar nergens over een verwerping vanaf eeuwigheid. Het geloof is een gave van de verkiezende God, maar het ongeloof komt niet op dezelfde wijze bij God vandaan’’.
Concluderend zeg ik nu met andere woorden: God verwerpt alleen degenen die Hem verwerpt. Hoogstens kun je zeggen, dat God besloten heeft (van eeuwigheid) die mensen te verwerpen die Hem blijven verwerpen. Die laat Hij in hun verlorenheid liggen omdat ze Hem en Zijn liefde blijven afwijzen. Dus niet: God heeft mensen voorbestemd voor het verderf, dan kun je namelijk niet volhouden dat mensen verloren gaan om eigen schuld. Met betrekking tot de verwerping komt Gods keus ná onze keus, daartoe heeft God van eeuwigheid besloten.
4. Pastoraal zegt Spurgeon: ‘’U moet niet zeggen dat God mensen simpelweg tot de hemel heeft uitverkoren en anderen tot de hel. Als u er hevig naar verlangt door Jezus Christus gered te worden, dan heeft Christus u uitverkoren om gered te worden. Is er iemand die de zaligheid wil ontvangen? Dan bent u uitverkoren om die te ontvangen als u er ernstig en oprecht naar verlangt. Maar als u er niet naar verlangt, waarom in ’s Hemels naam zou u zo dwaas zijn om te mopperen omdat God iets geeft aan anderen dat u zelf niet hebben wil (“Uitverkoren in Hem”, pag. 74)?’’
5. Ik eindig met een Bijbeltekst: 1 Kronieken 28:9: ‘’indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden, maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten’’.
O Diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods... Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid!
Ds. M. M. van Campen, Rotterdam-Zuid
Dit artikel is beantwoord door
Ds. M. M. van Campen
- Geboortedatum:02-03-1965
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Rotterdam-Zuid
- Status:Inactief