Ik heb een vraag over het bijbelboek Ezechiël (...) Wat ik niet begrijp is: wat ...
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 19-09-2008| 00:00
Vraag
Ik heb een vraag over het bijbelboek Ezechiël: de boodschap die in dit boek schuilt is zowel een belofte als waarschuwing. Ook laat het zien dat Gods eeuwige belofte op twee manieren werkelijkheid wordt; enerzijds komt volgens de belofte Jeruzalem ten val door de zonde van Juda, anderzijds wordt volgens de belofte de stad weer opgebouwd dankzij Gods trouw. Tijdens het lezen/bestuderen van Ezechiél zie je steeds visioenen die Ezechiël krijgt waarin God de zonden enz. van Israël naar voren brengt. Wat ik niet begrijp is: wat heb je aan dit bijbelboek in deze tijd?! Of is dit een verkeerde vraagstelling? Wat ik er wel in terugzie is de grootheid en goedheid van God, God is genadig!! Is dat dan hetgeen wat ik geleerd heb van dit boek??! Wil ik het TE graag toepassen op mijn eigen leven?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Sommige bijbelboeken zijn lastig te lezen en het is wenselijk daar hulpmiddelen bij te gebruiken. Dat kan een korte inleiding op een bijbelboek zijn, een bijbelstudieboekje of een wat uitvoeriger bijbelcommentaar. Als je dat doet, ga je ook meer de rijkdom van zo’n boek zien.
Bij de uitleg van profetieën doen we er goed aan vier benaderingen te kiezen: 1. Wat betekent het woord in de eigen tijd van de profeet? 2. Wat betekent het in de tijd van het Nieuwe Testament en in het verlengde daarvan voor de christelijke gemeente? 3. Wat betekent het voor de toekomst van Israël? 4. Wat betekent het voor Gods uiteindelijke toekomst, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde?
De probleemstelling kan duidelijk gemaakt worden aan de hand van Ezech. 37. In dit hoofdstuk staat een visioen van een vallei met doodsbeenderen. Deze beenderen worden samengevoegd en worden weer tot levende mensen. De betekenis wordt duidelijk aangegeven in de verzen 11-14: het moedeloze volk Israël zal uit het graf van de ballingschap terugkeren naar het land Kanaän en zo herleven. In preken en meditaties wordt vaak de toepassing gemaakt in de richting van de persoonlijke wedergeboorte, de levendmaìking door de werking van de Heilige Geest. Hiermee zijn al twee manieren van vervulling aangegeven: een letterlijk-historische en een geestelijke vervulling.
Het tweede deel van dit hoofdstuk gaat over twee stukken hout die samengevoegd moeten worden, waarbij het ene stuk hout Juda symboliseert en het andere stuk Efraïm, het Tienstammenrijk. De samenvoeging houdt in, dat de verstrooide Israëlieten verzameld zullen worden en tot één volk zullen worden. Niet langer zullen ze de afgoden dienen en David, de knecht van God, zal voor eeuwig hun vorst zijn.
Nu ontstaat een probleem, want in de loop van de geschiedenis is dit gedeelte niet letterlijk vervuld. Moeten we dan volstaan met de geestelijke strekking? Of wacht deze profetie op een toekomstige vervulling?
Wie Ezech. 37 letterlijk neemt, bemerkt dat er tal van (gedeeltelijk) onvervulde elementen zijn, en dat niet uitsluitend de terugkeer uit de Babylonische ballingschap bedoeld kan zijn. Een paar voorbeelden: a. de Israëlieten zullen van alle kanten verzameld worden (in plaats vanuit een enkele richting); b. het Tienstammenrijk zal hierbij betrokken worden (terwijl zeer weinigen daaruit teruggekeerd zijn); c. ze zullen blijvend wonen in Kanaän (terwijl in 70 en 135 na Chr. opnieuw verdrijving volgde); d. één koning zal over hen heersen; e. het volk zal God oprecht dienen; f. de volkeren/heidenen zullen onder de indruk zijn over wat God met Israël doet.
W. Ã Brakel voert in zijn “Redelijke Godsdienst” (1700) verschillende bewijzen aan voor de toekomstige bekering van de Joden en hun terugkeer naar het land Kanaän. Hierbij hoort ook Ezech. 37:21-25. Letterlijk schrijft hij: “Dit is na de Babylonische gevangenis aan Israël niet geschied, noch naar de ziel, noch naar 't lichaam; het zou geschieden in de dagen van den Messias, na zijne komst, na welke de Joden het land Kanaän niet bewoond hebben, van geslacht tot geslacht; maar het land is verwoest en zij zijn verstrooid; dies zal de tijd nog eens komen.”
De 19e eeuwse Messiasbelijdende Jood Isaak da Costa zegt rond 1850 in zijn “Bijbellezingen”: “Voorts moeten al de beloften, die God gegeven heeft ten opzichte van David en zijn koninkrijk, nog vervuld worden. En nu mogen de volken Davids troon en kroon vergeten, als in het stof versmeten, en er zich niet meer over bekommeren, doch wij, Joden, kunnen dit nooit. Wij kunnen niet ophouden de oprichting van de vervallen hut van David te verwachten, Amos 9:11. De volken hebben ons uitgekleed en ons alles ontnomen, maar de belofte van God kunnen zij ons niet ontnemen. Het geslacht van David is onzichtbaar geworden, maar daarom bestaat het nog, en het bewijs dat het bestaat is de profetie dat het afzonderlijk weder zal optreden, Zach. 12:12. Hetzelfde geldt de tien stammen, Ezech. 37:19-22.”
Ook W. Greenhill zegt: “Maar daar en boven, als de Joden zo zullen bekeert zyn, dan zullen zy het land Canaan weder in bezit krygen, en bewonen. Daarom belooft God zo dikwils, dat hy ze zal van alle kanten vergaderen, en weder in hun land brengen.” Da Costa neemt overigens op grond van Ezech. 37 en Zach. 12 een omgekeerde volgorde aan: eerst nationaal herstel en daarna pas bekering.
Op zichzelf zijn de verschillende benaderingswijzen niet met elkaar in tegenspraak. Da Costa spreekt bijv. bij Ezech. 37 over de tijdelijke verlossing van Israël uit de verstrooiìing, de geestelijke opwekking van de dode zondaar (of de opstanding der ziel) en de opstanding van onze lichamen. Hij probeert de benaderingswijzen te combineren.
In diverse publicaties heb ik aandacht voor gevraagd, o.a. in “Terug naar de toekomst: de uitleg van de oudtestamentische profetieën over Israël”, Theologia Reformata, 1992, p. 278-298.
Met dit voorbeeld hoop ik duidelijk gemaakt te hebben dat het beslist de moeite waard is diverse verklaringen te raadplegen. Als we niet slechts willen letten op “Wat betekende het toen?” en “Wat zegt het mij?” zijn er nog veel lijnen te trekken, ook naar Gods werk vandaag de dag in het Midden-Oosten.
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: