Iemand zei tegen mij, dat er maar geen antwoord van God komt en hij al zolang bi...
Ds. P. Molenaar | Geen reacties | 26-07-2008| 00:00
Vraag
Iemand zei tegen mij, dat er maar geen antwoord van God komt en hij al zolang bidt. Hij is ongelovig maar komt door iemand anders bij de kerk, beter gezegd: in de kerk. Wat moet ik dan zeggen? En nog meer: hoe kan het dan dat God niet antwoordt als hij vraagt of God de Waarheid is en bestaat en zich aan hem wil openbaren? Het is iemand die graag wil geloven maar eerst van de waarheid overtuigd wil zijn voor hij zich daaraan kan overgeven. Wat moet hij doen? In de Bijbel staat toch dat God hoort en wil verhoren en wil antwoorden? Hoe kan het dan dat hij dit niet ervaart en al zo lang bidt? Ik word er dan zelf ook moedeloos van.
Antwoord
Beste vrienden,
Dat is inderdaad een hele moeilijkheid. Toch geloof ik dat hij aan de verkeerde kant begint, om een bewijs te vragen of God wel bestaat. Ik zou willen wijzen op wat Jezus doet in Mattheüs 6. Daarin wijst hij in de zorgen die mensen kunnen maken, op de natuur. Als je nu eens kijkt naar de planten, zie je dan niet de wonderlijke zorg van God? Dat voorbeeld geeft Jezus Zelf aan mensen, die kleingelovig zijn. Dat kan een antwoord zijn. De natuur is immers eens schoon boek met grote en kleine letters geschreven zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 2. Dat betekent dat het bestaan van een God zich al aan mij opdringt in de schepping. Ik moet eigenlijk mijn ogen sluiten, wil ik dat niet zien hoe groot al de werken van God zijn. Je kunt zeggen dat dit al een openbaring van God is, al leest hij niet eens de Bijbel. We kennen God immers uit de natuur en de Schriftuur (Hellenbroek). Je moet wel hard en koud zijn, wil je dat niet ontdekken. Wat deze ongelovige wil, is eigenlijk de sterren van de hemel plukken. God moet zichzelf bewijzen dat Hij er is.
De eerste ruimtevaart door een Rus in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd gebruikt voor de grootste ongeloofspropaganda in de tijd van Croetsjov. God was nergens te zien in de ruimte. Hij vergat dat Jezus in de Bergrede al zei: “Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien” (Mattheüs 5). Later ging een Amerikaan, die wel geloofde in de Bijbel, de ruimte in. Hij kwam terug en beleed dat de mens, als hij niet kon geloven, wel moest geloven, dat er een God is, als hij één keer een ruimtevaart had meegemaakt.
De Heere Jezus gaf in de Bijbel wel antwoorden aan werkelijk tobbende mensen, die om hem verlegen waren en die zo moeilijk konden geloven, dat de Heere het doen zou, wat hij beloofde. Maria krijgt een teken dat Elizabeth ook zwanger is, een Sarawonder. Maar Zacharias krijgt een bestraffend teken, zodat hij niet meer kan spreken tot de geboorte van Johannes de Doper. Hij moest blijkbaar als priester beter weten. Jezus zegt ook van de Farizeeën als zij een teken vragen: “Hun zal geen ander teken gegeven worden dan van Jona de profeet, dat zoals Jona drie dagen was in het hart der aarde, de Zoon des mensen zo zou zijn in het graf en na drie dagen opstaan” (Lukas 11). Thomas kon niet geloven, maar de Heere komt hem liefderijk te hulp, Johannes 20. Geloof begint daar, waar we belijden dat God niets aan ons verplicht is. Dat misten de Farizeeën. Daarom is het al een teken dat je nog ademt en dat je nog leeft. Wie zijn wij, mensen, dat we God ter verantwoording zouden roepen?
Bovendien zijn deze vragen in de Bijbel meer gesteld of God er wel is. Denk eens aan Job. De Heere roept Job dan ter verantwoording in Job 38 en 39 . Daarin wijst God Job naar zijn nietigheid en naar de grootheid van Hem als Schepper. Alle vragen versmelten bij de grote werken, die God openbaart in de natuur, zo antwoord de Heere Job.
De Psalmist 73 stelt ook veel vragen over het geloof in een dodelijke opstand, maar hij leert zelf zien dat hij een groot beest is bij God. Dat is de diepste kennis bij al onze vragen over het feit of God wel bestaat.
Is verder de Bijbel al geen bewijs dat er een God is? Ik ken geen boek dat zo oud is en zo’n eenheid vertoont in gedachten, in beloften en vervulling. Ik ken geen boek, dat zo verbreid en tegelijk zo tegengesproken is. Dat moet daarom wel iets van God zijn. De geschreven Bijbel is al een heel groot wonder van God.
We kunnen het geloof nooit bewijzen met menselijke vonden of kennis of met vrome frasen. Hoe kinderlijker we worden, des te groter wordt God. Alleen blijft het getuigenis van Gods grote daden over. Daarom kunnen we ook eigenlijk nooit iemand overtuigen in het geloof, maar wel getuigen van het geloof.
Dit is misschien een wat nuchter antwoord. Maar let goed op de twee lijnen: ongeloof wordt door de Heere heel krachtig afgewezen, maar geloofstwijfel, waarbij er toch een honger en dorst is naar God, daar is de Heere mild en genadig en openbaart Hij Zich heel liefelijk. Denk maar aan de Paasgeschiedenis. De Heere komt dan twijfelaars liefelijk te hulp in hun geestelijk gemis. Een beredeneerd geloof wil de Heere diep en stevig ontdekken.
Misschien zou je ook aan je vriend kunnen vragen: “Hoe lang wacht God al op jou, terwijl Hij overal jou ook tekenen geeft van Zijn tegenwoordigheid?” En verder: “Is de verhoring door God niet veel dichterbij? Misschien leef je wel aan de tekenen van God voorbij. Waarom werd een tekst toen gepreekt, terwijl je aan het zoeken was naar een antwoord?”
We noemen nog een duidelijker uitgangspunt Hebreeën 11:6: “Die tot God komt, moet geloven dat Hij is (of bestaat) en een Beloner is van degenen die Hem zoeken”. De HEERE wil dat we zeer groot van Hem denken in wat Hij wil en kan. Nooit kan het geloof daarom te veel verwachten. Verder noem ik de Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 12: “Wat beduidt het woordeken: Amen?” Antw. “Amen wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer.”
Overweeg dat alles eens biddend voor Gods Aangezicht in je binnenkamer.
Hartelijke groeten,
Ds. P. Molenaar, Dordrecht
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. Molenaar
- Geboortedatum:22-05-1945
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief