(...) Stel dat je nu zelf wel eens hoop hebt dat je het ware geloof beoefent, ma...
Ds. H. van Oostende | Geen reacties | 18-06-2008| 00:00
Vraag
Centraal in het christelijk geloof staat het geloof. Stel dat je nu zelf wel eens hoop hebt dat je het ware geloof beoefent, maar ook wel twijfel hebt. Hoe kun je in jezelf waargeloof onderscheiden van autosuggestie, of zelfsuggestie?
Antwoord
Het is een heel Bijbelse uitdrukking om hoop te hebben. Denk maar aan wat je soms in een rouwadvertentie leest, als iemand is heengegaan in “de hoop op het eeuwige leven.” Hoop is inderdaad een kenmerk van het ware geloof. In ons spraakgebruik zijn “geloof, hoop en liefde” n.a.v. 1 Corinthiërs 13:13 zelfs onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je vindt ze ook alle drie terug in hangertjes, enz.
De vraag die je stelt is, of het mogelijk is om te twijfelen, ook als je het ware geloof in praktijk brengt. Bijna vanzelfsprekend denken we dan aan de bekende woorden van de apostel Jakobus in zijn algemene brief aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Immers wie twijfelt, zo schrijft hij in vers 6 en 7, lijkt op een golf van de zee, die door de wind wordt aangedreven en opgejaagd (NBG-vert.). Dan is het niet mogelijk iets van de Heere te ontvangen.
Waardoor raakt een mens aan het twijfelen? Ik denk dat het komt dat wat we in dit leven ervaren zo in strijd is met wat wij van God denken te mogen verwachten. Zorgt God wel voor ons? Soms lijkt het wel of Hij geen hand uitsteekt om ons te redden. Bestaat Hij eigenlijk wel? Maar dan zie je weer hoe prachtig Zijn schepping eruit ziet. Vooral de geboorte van een mensenkind blijft altijd iets zo aangrijpends, dat je denkt: daar moet iets achter zitten, er moet wel een God bestaan. Zo sta je dan wat je noemt “in dubio”, in twijfel.
Het is heel merkwaardig dat de Bijbel ons soort twijfel eigenlijk niet kent. De Bijbel kent alleen de praktische twijfel. Twijfel in de Bijbel is dat jij je met de ene helft van je hart wel met God wilt inlaten en met de andere niet. In de Bijbel is het de vraag of de mens wel present is. Vaak geeft die mens immers in de geschiedenis van de Bijbel niet thuis. Een prachtig voorbeeld daarvan vind ik nog altijd de geschiedenis van de doortocht door de Rode Zee. Israël had toen de zee voor zich, de bergen naast zich en het leger van Farao achter zich. Het volk schreeuwde het uit van angst. Hoe kon het volk toen weten dat God bestond, dat de Heere zijn God was? Het antwoord is heel eenvoudig: door achter Mozes aan de weg op te gaan, die God door de zee had gebaand. Twijfelen zou dan een vorm van waanzin zijn geweest.
Zoals Israël bij de uittocht uit Egypte alleen kon ervaren dat de Heere God is door de weg door de Rode Zee op te gaan, zo kunnen ook wij alleen ervaren dat God er is door gebruik te maken van de vrijheid, die Hij ons geeft. Jakobus wijst ons op de vrijheid, die we hebben om God om wijsheid te vragen: onze handen zijn niet geboeid, we mogen ze uitsteken. Wanneer we dat doen, zullen we merken dat God ons inderdaad die wijsheid geeft en dat Hij er voor ons wil zijn. Geen twijfel mogelijk, alleen maar vertrouwen op Hem, die nooit loslaat het werk dat Hij eenmaal in ons leven is begonnen.
Ds. H. van Oostende, em.-pred. te Kapelle
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. van Oostende
- Geboortedatum:29-11-1936
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Ds. van Oostende is overleden op 18 mei 2014.