(...) Is het niet zo dat een mens door de wet sterft aan de wet, en als zodanig ...
Ds. A. Huijgen | Geen reacties | 29-02-2008| 00:00
Vraag
Een levend geloof is een geloof waarbij sprake is van groei. Alleen wordt er in veel kerkdiensten voortdurend op gehamerd dat de groei betekent steeds groter zondaar worden, ook in de ervaring. Is dit bijbels? Is het niet zo dat een mens door de wet sterft aan de wet, en als zodanig niet steeds meer last krijgt van de van nature aanwezige boze natuur, maar meer gaat leven vanuit de nieuwe natuur, die ontvangen is in de wedergeboorte?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Je vraagt naar geloofsgroei in relatie tot zondekennis en de nieuwe natuur. Graag probeer ik in verschillende stappen een antwoord te geven op deze vraag.
1. Gezond geloof groeit. Daar moeten we wel bij zeggen, dat het een groeien is “in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus” (2 Petrus 3:18). Een groei waarbij het er niet om gaat dat ik steeds groter en indrukwekkender wordt, maar dat Christus een gestalte in mij krijgt; “Hij moet wassen, ik moet minder worden” (Joh. 3:30). Geloofsgroei is dus niet gericht op de mens/zondaar die groeit zelf, maar op de Heere Jezus Christus.
2. In kerkdiensten wordt vaak benadrukt dat je steeds groter zondaar wordt, schrijf je. Volgens mij ligt het wat anders, en ik hoop dat ’t ook net iets anders werd gepreekt. Het is namelijk niet alleen zo dat ik steeds groter zondaar word in eigen oog, maar ook dat ik steeds méér tegen de zonde strijd - als het goed is. Minder zonde doen, meer zonde zien. Want hoe meer de Heilige Geest me ontdekt aan mezelf en aan de Heere Jezus Christus, hoe meer heerlijkheid ik in Hem zie, en hoe meer zonde en ongerechtigheid in mezelf. Al mag ik dan door genade de zonde doden, maar hoe meer ik Christus ken, des te meer zie ik hoe ver ik nog achterblijf bij hoe de Heere mijn leven bedoeld heeft.
3. De vraag: betekent het door de wet aan de wet sterven niet dat ik steeds meer ga leven vanuit de nieuwe natuur, terwijl het niet zo is dat ik steeds meer last krijg van mijn oude natuur. Volgens mij zie je - als je het zo stelt - onvoldoende, wat het sterven van de oude mens inhoudt. De Heidelbergse Catechismus spreekt in Zondag 33 terecht van een “afsterving” van de oude mens, met andere woorden: het is een proces dat levenslang duurt. Tot mijn laatste snik houd ik last van de oude mens. En juist omdat er in Gods kind een nieuwe natuur is, leert hij of zij die oude mens in al zijn hardnekkigheid kennen en bestrijden. Zeker, tegenover de afsterving van de oude mens staat de opstanding van de nieuwe mens - maar beide blijven nodig, tot het laatst toe. Daarom moeten we de leden doden die op de aarde zijn (Kol. 3:5), juist om te bedenken de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die ons leven is (Kol. 3:2-4).
Laat ik proberen dit wat praktischer te maken. Uit je vraag meen ik te kunnen opmaken dat je bij strijden tegen de zonde toch vooral aan iets sombers denkt, iets heel ernstigs waar geen vreugde aan te beleven valt. Toch: als je tegen de zonde strijdt, is dat wél iets vreugdevols, want het is een manier om de Heere lief te hebben. Een voorbeeld. Stel dat mijn vrouw zich stoort aan mijn slordigheid, omdat ik overal dingen zou laten slingeren. Als ik vervolgens mijn uiterste best doe om niet slordig te zijn en dingen netjes op te ruimen, is dat wel moeilijk, maar het is ook iets moois; juist omdat ik het uit liefde voor mijn vrouw doe. Zo is het met de strijd tegen de zonde ook: het ‘werkt’ alleen als de liefde er achter zit. En de groei van die liefde, dat is nou net de opstanding van de nieuwe mens.
4. Intussen blijft het christelijke leven een strijd. Een strijd tussen vlees en Geest (Gal. 5:17). Wie van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden (Gal. 5:24) - maar dat betekent niet dat mijn vlees, mijn oude mens, niets meer doet. Dan zou Paulus ook niet schrijven “wandelt door de Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet” (Gal. 5:16) - dan zouden we nu al een compleet overwinningsleven leiden. Er zijn wel sommigen die menen dat de christen nog maar zo af en toe zondigt, en niet meer in de renbaan is om te strijden (Hebr. 12), maar alleen nog om wat ererondjes te lopen totdat Christus terugkomt. Zo is het echter niet. Wie Christus volgt, loopt niet met medailles behangen een triomftocht, maar neemt zijn kruis op zich voor een lijdensweg (Matth. 16:24). De christen draagt de krans van de overwinning nu nog niet, ze is nog “weggelegd” (2 Tim. 4:8), gereserveerd. Juist in onze tijd waarin iedereen de mond vol heeft van zelfontplooiing en dergelijke, is het goed om te zien dat het nieuwe leven een leven van zelfverloochening is; van strijd en lijden met Christus. De overwinning is zeker, want Christus is opgestaan. Maar die overwinning hebben we nu in de belofte, uitziende naar de komst van Christus. Dus: het christelijke leven staat in de spanning van de verwachting van Christus. Oude mens en nieuwe mens blijven in een strijd verwikkeld tot het laatst toe.
Met hartelijke groet,
Ds. A. Huijgen
Je vraagt naar geloofsgroei in relatie tot zondekennis en de nieuwe natuur. Graag probeer ik in verschillende stappen een antwoord te geven op deze vraag.
1. Gezond geloof groeit. Daar moeten we wel bij zeggen, dat het een groeien is “in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus” (2 Petrus 3:18). Een groei waarbij het er niet om gaat dat ik steeds groter en indrukwekkender wordt, maar dat Christus een gestalte in mij krijgt; “Hij moet wassen, ik moet minder worden” (Joh. 3:30). Geloofsgroei is dus niet gericht op de mens/zondaar die groeit zelf, maar op de Heere Jezus Christus.
2. In kerkdiensten wordt vaak benadrukt dat je steeds groter zondaar wordt, schrijf je. Volgens mij ligt het wat anders, en ik hoop dat ’t ook net iets anders werd gepreekt. Het is namelijk niet alleen zo dat ik steeds groter zondaar word in eigen oog, maar ook dat ik steeds méér tegen de zonde strijd - als het goed is. Minder zonde doen, meer zonde zien. Want hoe meer de Heilige Geest me ontdekt aan mezelf en aan de Heere Jezus Christus, hoe meer heerlijkheid ik in Hem zie, en hoe meer zonde en ongerechtigheid in mezelf. Al mag ik dan door genade de zonde doden, maar hoe meer ik Christus ken, des te meer zie ik hoe ver ik nog achterblijf bij hoe de Heere mijn leven bedoeld heeft.
3. De vraag: betekent het door de wet aan de wet sterven niet dat ik steeds meer ga leven vanuit de nieuwe natuur, terwijl het niet zo is dat ik steeds meer last krijg van mijn oude natuur. Volgens mij zie je - als je het zo stelt - onvoldoende, wat het sterven van de oude mens inhoudt. De Heidelbergse Catechismus spreekt in Zondag 33 terecht van een “afsterving” van de oude mens, met andere woorden: het is een proces dat levenslang duurt. Tot mijn laatste snik houd ik last van de oude mens. En juist omdat er in Gods kind een nieuwe natuur is, leert hij of zij die oude mens in al zijn hardnekkigheid kennen en bestrijden. Zeker, tegenover de afsterving van de oude mens staat de opstanding van de nieuwe mens - maar beide blijven nodig, tot het laatst toe. Daarom moeten we de leden doden die op de aarde zijn (Kol. 3:5), juist om te bedenken de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die ons leven is (Kol. 3:2-4).
Laat ik proberen dit wat praktischer te maken. Uit je vraag meen ik te kunnen opmaken dat je bij strijden tegen de zonde toch vooral aan iets sombers denkt, iets heel ernstigs waar geen vreugde aan te beleven valt. Toch: als je tegen de zonde strijdt, is dat wél iets vreugdevols, want het is een manier om de Heere lief te hebben. Een voorbeeld. Stel dat mijn vrouw zich stoort aan mijn slordigheid, omdat ik overal dingen zou laten slingeren. Als ik vervolgens mijn uiterste best doe om niet slordig te zijn en dingen netjes op te ruimen, is dat wel moeilijk, maar het is ook iets moois; juist omdat ik het uit liefde voor mijn vrouw doe. Zo is het met de strijd tegen de zonde ook: het ‘werkt’ alleen als de liefde er achter zit. En de groei van die liefde, dat is nou net de opstanding van de nieuwe mens.
4. Intussen blijft het christelijke leven een strijd. Een strijd tussen vlees en Geest (Gal. 5:17). Wie van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden (Gal. 5:24) - maar dat betekent niet dat mijn vlees, mijn oude mens, niets meer doet. Dan zou Paulus ook niet schrijven “wandelt door de Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet” (Gal. 5:16) - dan zouden we nu al een compleet overwinningsleven leiden. Er zijn wel sommigen die menen dat de christen nog maar zo af en toe zondigt, en niet meer in de renbaan is om te strijden (Hebr. 12), maar alleen nog om wat ererondjes te lopen totdat Christus terugkomt. Zo is het echter niet. Wie Christus volgt, loopt niet met medailles behangen een triomftocht, maar neemt zijn kruis op zich voor een lijdensweg (Matth. 16:24). De christen draagt de krans van de overwinning nu nog niet, ze is nog “weggelegd” (2 Tim. 4:8), gereserveerd. Juist in onze tijd waarin iedereen de mond vol heeft van zelfontplooiing en dergelijke, is het goed om te zien dat het nieuwe leven een leven van zelfverloochening is; van strijd en lijden met Christus. De overwinning is zeker, want Christus is opgestaan. Maar die overwinning hebben we nu in de belofte, uitziende naar de komst van Christus. Dus: het christelijke leven staat in de spanning van de verwachting van Christus. Oude mens en nieuwe mens blijven in een strijd verwikkeld tot het laatst toe.
Met hartelijke groet,
Ds. A. Huijgen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A. Huijgen
- Geboortedatum:16-11-1978
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Genemuiden-Zwartsluis
- Status:Inactief
50 artikelen
Bijzonderheden:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties