Erfsmet en erfschuld
Ds. G. van de Groep | Geen reacties | 22-01-2008| 00:00
Vraag
Ik heb een vraag over erfsmet en erfschuld. De verdorvenheid van de mens is te wijten aan het feit dat wij in Adam gezondigd hebben; vandaar de erfsmet. Ik hoor ook vaak dat de erfschuld overgedragen wordt van mens op mens. Ik kom daar voor mezelf niet helemaal uit. Ik geloof zeker dat de mens besmet is met de intentie om alleen maar te zondigen vanaf zijn/haar geboorte. Maar wordt daarmee ook automatisch gezegd dat er erfschuld bestaat? Pas bij het zondigen van de mens (vanaf de geboorte) wordt er een schuld opgebouwd is mijn mening. Anders zou ik ook verantwoordelijk zijn voor de zonden van al mijn voorouders. Toch? Dan zou Adam minder schuld hebben dan ik... Ik stel deze vraag absoluut niet om te beredeneren dat mijn schuld misschien minder zou zijn ofzo, maar ik heb wel het idee dat hier nogal onduidelijkheid over bestaat binnen het christelijk denken.
Antwoord
Als ik je vraag goed begrijp zit je niet zozeer met de werkelijkheid van de erfsmet als wel met die van de erfschuld. Overigens hebben die twee wel alles met elkaar te maken. Samen noemen we ze erfzonde. Het woord komt als zodanig niet in de Bijbel voor. De werkelijkheid ervan des te meer. Je zou ze ook “oorsprongzonde” kunnen noemen. De zonde van Adam en Eva heeft effect op al hun nakomelingen. Dat betekent dat de zonde er al is vanaf het prilste begin van ons leven. En dan gaat het er niet allereerst om dat ik zonden doe, maar dat ik zondaar ben. In Psalm 51:7 gaat David van zijn daadwerkelijke zonden terug naar de oorsprong: “Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen”. Dat zondaar-zijn vanaf zijn oorsprong neemt hij helemaal voor zijn rekening en belijdt hij als persoonlijke zonde. We worden dus met een zondige aard, een verdorven natuur geboren en daaruit vloeit een stroom van ongerechtigheden, allerlei daadwerkelijke zonden voort. (Zie art. 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis; lees hier ook eens Rom. 3:9-24 bij).
Als we over erfschuld spreken dan hebben we te maken met eerste aspect, namelijk de zonde van Adam en Eva. De ongehoorzaamheid aan Gods gebod maakte hen diep schuldig tegenover de Heere. En die schuld wordt heel de mensheid toegerekend. De reden hiervan is dat Adam niet slechts als een particulier persoon zondigde, maar dat hij tegelijk verbondshoofd was. In Rom. 5:12 lezen we dat wij allen in Adam gezondigd hebben. En in vers 18 van dit hoofdstuk staat dat door de misdaad van één (Adam) de schuld (van die misdaad) gekomen is over alle mensen tot verdoemenis. Het is belangrijk om in Rom. 5:12-21 te letten op de parallellie tussen Adam en Christus. Beiden nemen de bijzondere positie in van verbondshoofd. Wel moeten we oppassen om de schuld van Adam die ons wordt toegerekend los te maken van onze daadwerkelijke zonden. Er is een aanwijsbaar verband tussen Gods gericht over de zonde en onze eigen, persoonlijke schuld.
De vraag die hierbij steeds weer wordt opgeworpen is: is het wel rechtvaardig dat de zonde van Adam aan ons wordt toegerekend? Nu hoeven wij God niet te verdedigen. In een artikel over de erfzonde, waar ik bij de beantwoording van jouw vraag gebruik heb van gemaakt, geeft de schrijver (Dr. J. Hoek) een aantal overwegingen die ons wat kunnen helpen als het gaat om de erfschuld. Ik geef ze hierbij door:
1. Als Adam staande was gebleven in het paradijs, dan zou ons het eeuwige leven zomaar ten deel zijn gevallen door de ons toegerekende gerechtigheid van Adam. Zouden wij dan het goede wèl uit Gods hand ontvangen, maar het kwade niet?
2. Ook de gerechtigheid van Christus valt al de Zijnen door toerekening ten deel als ze door het geloof gerechtvaardigd worden. Dat wil zeggen: vrijgesproken worden van schuld en straf en deel krijgen aan het eeuwige leven, zonder dat je daar zelf iets af of toe doet (Zie Rom. 5:16-21). Eigenlijk kun je daar alleen maar vanuit het geloof over spreken. Vanuit de kennis van Gods genade in Christus en Zijn weldaden ga je zien dat wij van nature de verdoemenis in Adam deelachtig zijn (Doopformulier). Buiten de geloofsverbondheid met Christus en de diepe verwondering vanwege de rechtvaardiging van de goddeloze (Rom. 4:5), kunnen we de zin van de leer van de erfschuld nooit begrijpen.
3. Wat zullen wij God nog antwoorden, hoe nog afdingen op Zijn vonnis, wanneer wij ons één ogenblik realiseren dat wij de keuze van Adam elke dag met gedachten, woorden en werken bevestigen.
Tot slot: hoe de zonde van ouders op kinderen wordt overgedragen wordt in de Bijbel niet verklaard. Het is in elk geval geen kwestie van het overdragen via voortplanting. Zo is het wel eens gezien en gezegd en daarmee kwam de gave van seksualiteit en de lichamelijkheid van de mens onder verdenking te staan. We moeten het onverklaarbare, dat niettemin een realiteit is, niet willen verklaren. We moeten er wel van verlost en gereinigd worden. Daarvoor hebben we nu juist Christus nodig, Die de schuld van de zonde van al de Zijnen aan het kruis heeft betaald en Wiens bloed reinigt van alle zonden. Zoek Hem en leef!
Ds. G. van de Groep
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G. van de Groep
- Geboortedatum:07-04-1944
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Heerde
- Status:Inactief