Mijn vriendin volgt belijdeniscatechisatie.(...) Hoe kan ik dat met haar besprek...
Ds. P. J. den Admirant | Geen reacties | 19-12-2007| 00:00
Vraag
Mijn vriendin volgt belijdeniscatechisatie. Ik heb er een beetje moeite mee dat ze vooral vragen op zich afgevuurd krijgt als: Heb je internet? Heb je tv/radio en welke muziek luister je? Vrijetijdsbesteding? Kleding/haardracht, etc. Terwijl ik tot nu toe vrijwel niets heb gehoord over het belijdenis kunnen en mogen doen vanuit een bijbelse opdracht! Hoe kan ik dat met haar bespreken zonder ruzie te krijgen -met goede argumenten- dat het voornaamste waar het om gaat bij haar in de gemeente ontbreekt? Ik noem moedwillig geen kerkverband, want in de gehele breedte van de ger. gezindte ben ik wel erg bang dat dit veel voorkomt! Graag uw advies! Kunt u tevens enkele punten opnoemen, voordat we belijdenis des geloofs af mogen leggen?
Antwoord
Het lijkt me goed om een positieve insteek te kiezen. Het dienen van de Heere heeft ook met onze levensstijl te maken. Wie de Heere liefheeft, let ook op Zijn geboden, want die zijn de uitdrukking van Zijn wil. Dan kunnen er inderdaad dingen in ons leven zijn die daar niet mee overeenkomen. Muziek, vrijetijdsbesteding, kortom: hoe wij met onze tijd omgaan, is niet onbelangrijk. Is daar iets in terug te vinden van liefde voor de Heere.
Aan de andere kant mogen deze dingen nooit losgemaakt worden van de kern van de zaak: de liefde voor de Heere. Gods gebod bestaat niet uit simpelweg een pakket verboden. Zo van: “daar heb je je aan te houden”, maar raakt altijd de kern: God en de naaste liefhebben. Daarbij kunnen we elkaar niet altijd precies zeggen en voorschrijven wat wel en niet mag.
Maar het zal vooral moeten gaan over de kern: heb je de Heere God van harte lief? Dáár gaat het bij het doen van geloofsbelijdenis om. Dat we antwoord kunnen geven op de vraag van de HEERE: heb je Mij lief? Die vraag dient dan ook in de loop van de belijdeniscatechisatie zeker aan de orde te komen. We doen geen belijdenis alleen van de zuivere leer, maar het is echt belijdenis doen van het geloof. Het geloof in God de Cader, in de Heere Jezus als onze Zaligmaker, en in de Heilige Geest, Die in onze harten wil wonen en werken.
Daarbij mogen we elkaar niet terugwerpen op onszelf. “Kan ik dat wel, mag ik dat wel?” Het is de God van onze doop die een antwoord vraagt. Voordat wij “ja” kunnen zeggen schonk Hij ons Zijn beloften dat Hij onze Vader wil zijn, onze Zaligmaker en Redder, en door Zijn Geest in ons wil wonen en ons tot een levend geloof wil brengen. In het doen van belijdenis zeggen we misschien wel bijna fluisteren: “Ja Heere, U bent het waard dat ik voor U leef. U hebt mij Uw beloften gegeven. Die maakt U waar. Daarom mag ik geloven dat U mijn God en Vader wil zijn, mijn zonden vergeven hebt, en dat U in mijn hart woont en werkt.”
Is er dan geen bekering en wedergeboorte nodig? Natuurlijk wel. Maar die wil Hij dan ook echt geven! Hij wil echt werken in onze harten, door de verkondiging van Zijn Woord. Om deze dingen, zou ik zeggen, behoort het te gaan bij het doen van geloofsbelijdenis. Daarbij mogen best kritische vragen gesteld worden: heb je echt de Heere liefgekregen? Maar altijd zo, dat zij die zich erop voorbereiden om belijdenis te doen wel de weg wordt gewezen waar het te vinden is. Bij de Heere, Die geeft wat Hij belooft.
Ds. P. J. den Admirant
Aan de andere kant mogen deze dingen nooit losgemaakt worden van de kern van de zaak: de liefde voor de Heere. Gods gebod bestaat niet uit simpelweg een pakket verboden. Zo van: “daar heb je je aan te houden”, maar raakt altijd de kern: God en de naaste liefhebben. Daarbij kunnen we elkaar niet altijd precies zeggen en voorschrijven wat wel en niet mag.
Maar het zal vooral moeten gaan over de kern: heb je de Heere God van harte lief? Dáár gaat het bij het doen van geloofsbelijdenis om. Dat we antwoord kunnen geven op de vraag van de HEERE: heb je Mij lief? Die vraag dient dan ook in de loop van de belijdeniscatechisatie zeker aan de orde te komen. We doen geen belijdenis alleen van de zuivere leer, maar het is echt belijdenis doen van het geloof. Het geloof in God de Cader, in de Heere Jezus als onze Zaligmaker, en in de Heilige Geest, Die in onze harten wil wonen en werken.
Daarbij mogen we elkaar niet terugwerpen op onszelf. “Kan ik dat wel, mag ik dat wel?” Het is de God van onze doop die een antwoord vraagt. Voordat wij “ja” kunnen zeggen schonk Hij ons Zijn beloften dat Hij onze Vader wil zijn, onze Zaligmaker en Redder, en door Zijn Geest in ons wil wonen en ons tot een levend geloof wil brengen. In het doen van belijdenis zeggen we misschien wel bijna fluisteren: “Ja Heere, U bent het waard dat ik voor U leef. U hebt mij Uw beloften gegeven. Die maakt U waar. Daarom mag ik geloven dat U mijn God en Vader wil zijn, mijn zonden vergeven hebt, en dat U in mijn hart woont en werkt.”
Is er dan geen bekering en wedergeboorte nodig? Natuurlijk wel. Maar die wil Hij dan ook echt geven! Hij wil echt werken in onze harten, door de verkondiging van Zijn Woord. Om deze dingen, zou ik zeggen, behoort het te gaan bij het doen van geloofsbelijdenis. Daarbij mogen best kritische vragen gesteld worden: heb je echt de Heere liefgekregen? Maar altijd zo, dat zij die zich erop voorbereiden om belijdenis te doen wel de weg wordt gewezen waar het te vinden is. Bij de Heere, Die geeft wat Hij belooft.
Ds. P. J. den Admirant
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. J. den Admirant
- Geboortedatum:05-12-1954
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Inactief
45 artikelen
Bijzonderheden:
In 2020 met emeritaat.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties