Tongentaal
Ds. E. Gouda | Geen reacties | 26-12-2004| 00:00
Vraag
Als ik 1 Korinthe 14 lees komen er veel vragen bij mij op. Hoe zit het met tongentaal? Waarom hebben wij bij ons in de kerk maar één voorganger en handelen wij daar niet naar zoals dat in de bijbel staat beschreven? Ik weet wel dat het niet van cruciaal belang is, maar ik wil toch wel graag weten waarom het gaat zoals het gaat.
Antwoord
Beste vragensteller,
Allereerst ben ik blij dat je de Bijbel niet leest om het lezen, maar dat je erover nadenkt. De Bijbel is op zich niet een makkelijk boek en zonder de hulp van Gods Geest blijft het een gesloten boek. Dat neemt niet weg dat er passages in de Bijbel kunnen staan, waar we vragen bij hebben, omdat we ze door de voortschrijding in de tijd niet meer verstaan. 1 Korinthe 14 is daarvan een voorbeeld. Veel van wat hier genoemd wordt, klinkt ons vreemd in de oren. Dat heb je terecht aangevoeld bij het lezen. Maar 1 Korinthe 14 is ook het Woord van God en staat er dus niet zomaar. Ik zal proberen je van antwoord te voorzien.
Allereerst richt je de vraag op "tongentaal". Eigenlijk is deze benaming verkeerd. Tongen zijn namelijk talen en wel echte (bestaande) talen. Het spreken in tongen is dus het spreken in talen (vgl. bijvoorbeeld Handelingen 2:4, 6). Het verschil in verstaanbaarheid - vgl. Handelingen 2 en 1 Korinthe 14 - heeft te maken met het werk van de Heilige Geest. Waarom is het spreken in tongen niet van belang? Omdat Paulus in vers 22 van 1 Korinthe 14 zegt: “Zo dan, de vreemde talen zijn tot een teken niet dengenen, die geloven, maar den ongelovigen; en de profetie niet den ongelovigen, maar dengenen, die geloven.” Voor de kerk is niet het spreken in tongen van belang, maar de profetie. En wat is dan de profetie? Ik citeer nu de Kanttekeningen: "Dat is, de gave of beroeping om te profeteren; waardoor verstaan wordt de gave niet zozeer om toekomende dingen te voorzeggen, (...), als van het recht verstaan der Heilige Schrift uit te leggen, en tot vertroosting en vermaning de gemeente toe te passen" (zie Kanttekening 29 op Romeinen 12:7). Kort gezegd: Het gaat niet om het spreken in tongen of talen, maar de kerk is gebaat bij uitleg en toepassing van de Schriften! (Vgl. bijvoorbeeld Romeinen 1:16; 10:14-17, Heidelbergse catechismus zondag 38 en Dordtse Leerregels, hoofdstuk I, artikel 1-3).
Om nog wat uitgebreider op je vraag in te gaan. Tongen zijn een teken voor ongelovigen (Tongen, talen en tekenen - Ruckman, blz. 12). Het is niet de gewone weg waarlangs de Heere werkt. Het boos en overspelig geslacht begeert een teken, zegt de Heere Jezus. Dat is niet bepaald een compliment. In charismatische kringen wordt het spreken in tongen verheven tot een kenmerk van het ware en de ware gelovige. Op grond van de Bijbel moeten we dat echter weerleggen. Het is eerder een teken van ongeloof! In 1 Korinthe 13 spreekt de apostel Paulus over de liefde die zal bestaan in tegenstelling tot het spreken in talen (=tongen), zij zullen namelijk ophouden. Waarom is de gave van het spreken in tongen verdwenen? Omdat het een teken was (Ruckman, 24). Heel stellig zegt Ruckman dat ná 70 na Christus (= de verwoesting van de tempel te Jeruzalem) er geen mensen meer zijn die nog langer in tongen spreken, omdat het oordeel over Jeruzalem hiermee voltooid is. Dit laatste zeg ik niet zo na, maar het geeft op z'n minst te denken. Het spreken in tongen wordt in charismatische/evangelische kringen aangemoedigd, alsof het te leren zou zijn, terwijl het in bijbelse tijden juist een gave van God was! "De tongen van vandaag de dag zijn een vervalsing, een soort namaak-tongen!" (Ruckman, 27).
Paulus geeft de voorkeur aan het spreken in de eigen taal boven de tongen. En waarom? “Maar ik wil liever in de Gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een vreemde taal” (1 Korinthe 14:19). Het spreken in een vreemde taal is alleen toegestaan volgens apostolisch vermaan, indien er een uitlegger aanwezig is. Een vreemde taal sticht namelijk op zichzelf niet (vgl. vers 28).
De context van 1 Korinthe 14 laat zien dat de tekenen vooral golden voor de tijd van de apostelen. Ruckman zegt hier: "God heeft wonderen en tekenen gebruikt om Zijn Woord te bekrachtigen. Nu wij dat volledige Woord hebben, zijn deze wonderen, tekenen en krachten niet meer nodig!" (Ruckman, 39).
Je andere vraag richt zich op de voorganger in de gemeente in dezelfde context van 1 Korinthe 14. Je bedoelt m.i. vers 27vv. waar over meerdere personen gesproken wordt. Ook hier geldt dat de context bepalend is voor het verstaan ervan. Deze verzen staan in het kader van een bijzondere situatie waarbij de gemeente nog in de opbouwfase - van de apostolische tijd - verkeert. Het gaat hier dus over de tongentaal waarbij Paulus stelt dat er niet meer dan twee of drie mogen spreken. En waarbij nota bene geldt dat er maar één tegelijk mag spreken. Alle dingen moeten immers met orde geschieden (1 Kor. 14:40). En als derde voorwaarde geldt dat er ook uitlegging moet plaatsvinden, en anders mag er helemaal niet in tongen gesproken worden. Het zou dan immers niet stichten. Het zou zelfs tot oneer zijn. Het gaat hier met andere woorden niet over de voorganger zoals wij die kennen. Dat is weer een geschiedenis apart. Het aantal van twee of drie in 1 Kor. 14 heeft dan ook niets te maken met onze voorganger zoals wij die hedentendage kennen. Nogmaals: de situatie hier is van bijzondere aard, die de apostolische tijd gold.
Ik hoop je hiermee wat verder geholpen te hebben en wens je bij de voortduur van de studie van de heilige Schrift wijsheid en licht van Boven toe.
Hartelijke groet, ds. E. Gouda
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief