Geslachtslijn van Noach
Ds. H. van Oostende | Geen reacties | 26-10-2007| 00:00
Vraag
Van Noach wordt toch in het algemeen aangenomen dat hij een eenzame prediker was. Meestal wordt geschetst dat hij de enige was die God nog diende. Echter in het jaar van de zondvloed sterft Methùsalah pas. Toen Methùsalah geboren werd, leefde Adam nog 243 jaar. M.a.w. die zouden elkaar hoogstwaarschijnlijk toch goed gekend moeten hebben. En zo ook Methùsalah en Noach (elkaar 600 jaar gekend). De moederbelofte is toch van mond-tot-mond bij Noach gekomen. Toen Noach geboren werd leefde de kleinzoon van Adam, Enos, nog. Kan ik hieruit concluderen, dat Noach tijdens zijn leven steun heeft gehad van zijn familie en nog levende voorvaderen ? Of waren die vervallen in goddeloosheid? Hetzelfde geldt voor Abram. Toen hij geboren werd leefde Noach nog. Toen hij uit het Ur der Chaldeeën trok leefde Sem nog. Sterker nog, toen Abraham stierf leefde Sem nog (hij trok niet mee uit Ur, daarom ongelovig?). Het lijkt altijd alsof er in de tijd dat Abram uit Ur geroepen werd er geen godsdienst meer was en enkel afgoden. Maar is het niet zo dat Abram en zijn nog levende voorvaderen en familieleden nog wisten van de belofte en dat Abram (en zijn vader Terah!) mede daarom gehoorzaam waren aan de stem van God om te gaan naar Israël? Of waren ook Sem, Selah en Heber in goddeloosheid vervallen?
Antwoord
Toen mij deze vraag werd voorgelegd heb ik wel even mijn ogen uitgewreven. Hoe kan het zijn dat een jongere zich dermate in dit geslachtsregister van Adam heeft verdiept, dat daar dergelijke vragen uit voort komen? In heel mijn theologische opleiding is nooit zo diep gegraven dat er stellingen werden geponeerd als: a. Adam en Methusalem zouden elkaar nog meer dan twee eeuwen hebben gekend; b. Hetzelfde zou gelden voor Methusalem en Noach; voor Enos en Noach plus Noach en Abram, enz.; c. Waren de voorvaderen van Noach, Sem, Selah en Heber vervallen in goddeloosheid?
Ik kan hier dus niet zo in meegaan en heb me er ook nooit zo druk over gemaakt, hoe het één met het ander te rijmen zou zijn. Dan voel ik mee meer thuis bij de waarschuwingen van de apostel Paulus als hij schrijft aan zijn geliefde, oprechte ‘zonen’ Timotheüs en Titus.
In 1 Tim. 1:4 waarschuwt hij voor “oneindige geslachtsrekeningen, die meer twistvragen voortbrengen dan stichting Gods die in het geloof is.” In Titus 3:9: “Maar wedersta de dwaze vragen en geslachtsrekeningen en twisten, en strijdvoeringen over de wet, want zij zijn onnut en ijdel.”
Toch wil ik de vraagsteller niet met een kluitje in het riet sturen en zijn vragen serieus beantwoorden. Een zeer hoge ouderdom van de mens in de vroegste geschiedenis wordt ook genoemd in de Babylonische literatuur. In weer een andere Sumerische Lijst van Koningen staan ongelooflijk lange regeringsperioden van koningen voor de zondvloed. De langste was 43.200 jaar en de kortste 18.600 jaar. Er zijn verscheidene pogingen gedaan om de bijbelse namen in verband te brengen met die van de twee andere lijsten, maar er zijn teveel verschillen.
Je kunt in elk geval wel zeggen dat de mens voor de zondvloed een hoge ouderdom bereikte. Na de zondvloed werden die snel korter, totdat ze aan het eind van de lijsten niet langer duren dan 100 jaar, ook in Genesis. Het roept heel wat problemen op om deze materie zo door te rekenen als mijn geachte vraagsteller heeft gedaan. Je kunt onze berekeningen niet voetstoots overhevelen naar de periode van toen. Je moet dan ook rekening houden met het feit dat er een heel ander getallenstelsel werd gehanteerd.
In elk geval moet de conclusie van “vervallen in goddeloosheid” niet gebruikt worden voor het geslacht van Adam. Immers, onze God laat nooit los wat Zijn hand eenmaal in een mensenleven is begonnen. Hij zal het ook zeker voleindigen (Psalm 138: 4b ber.).
Ds. H. van Oostende, em.-pred.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. H. van Oostende
- Geboortedatum:29-11-1936
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Ds. van Oostende is overleden op 18 mei 2014.