(...) Zelf ben ik wel eens bang dat ik ook genade verspeeld heb. (...)
Ds. B. de Romph | Geen reacties | 05-10-2007| 00:00
Vraag
In Hebr. 12:16 en 17 wordt gewaarschuwd om geen hoereerder of onheilige te zijn. Ezau gaf om een spijze zijn eerstgeboorte recht weg en kon geen plek des berouws meer vinden hoewel hij deze met tranen zocht. Zelf ben ik wel eens bang dat ik ook genade verspeeld heb. Ik ben een tijd erg serieus met God en godsdienst bezig geweest. Na een jaar/ twee jaar is dit weer minder geworden en ben in ook weer terug gevallen in oude zonden (waardoor ik toch ook een hoereerder -hoewel niet in dadelijk overspel- en een onheilge ben) Is deze angst terecht of lees ik deze teksten verkeerd?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Ik begrijp je probleem. Maar laten we eerst nagaan wat de Bijbelschrijver bedoelt met de tekst in Hebr. 12: 16 en 17. We zouden uit deze tekst kunnen afleiden dat er voor Ezau geen genade meer was. Hij vond de plaats van berouw niet, hoewel hij dezelve onder tranen zocht. Is het dan toch zo, dat je God aanroept, maar Hij hoort niet? Laat Hij dan toch een bidder staan? We moeten wel goed zien, wat Ezau onder tranen zocht. Hij zocht de plaats van berouw niet onder tranen, want dan had hij genade bij God gevonden. Dan was er ook voor Ezau genade geweest. Maar “dezelve” slaat op de verloren gegane goederen. Hij had zijn eerstgeboorterecht verkwanseld. Toen hij van de jacht thuis kwam en zijn broer Jakob die linzenmoes aan het bereiden was, heeft hij in ruil voor de eerstgeboortezegen die linzenmoes gekozen. “Laat mij slorpen van dat rode, dat rode daar”. Wat kon hem die eerstgeboortezegen schelen. Hij zag geen waarde in Gods verbond en woorden. Hij verkwanselde die voor een schotel linzenmoes. Maar toen het moment van de zegening aanbrak en hij het met een mindere zegen moest doen, had hij spijt. Toen hij besefte, dat de grootste en de eerste zegen naar zijn broer Jakob ging en dat hij het met een mindere zegen moest doen, ging het hem zeer ter harte, dat hij die zegen miste. De eerstgeboortezegen was altijd groter dan een andere zegen. Bij de verdeling van de erfenis kreeg de oudste onder Israël een dubbel deel. Ezau had er geen berouw van, dat hij het verbond van God veracht had en dat hij daardoor tegen de Heere gezondigd had, maar dat al die goederen die in de eerstgeboortezegen opgesloten lagen hem voorbijgingen. Hij heeft er tranen over geschreid. Maar de plaats van berouw vond hij niet. Ezau heeft zijn zonde niet voor God beleden en uitgeweend. Hij is geen zondaar voor God geworden.
Nee, Ezau was geen hoereerder in de zin waarin wij het opvatten. In ieder geval we lezen daar niets van in de Schrift. Maar hij verachtte Gods verbond en woorden. Dat noemt de Heere hoererij. Wat kunnen ook wij ons eerstgeboorterecht inruilen voor het goed van deze wereld. Als we opgaan in de dingen van deze wereld en leven voor het hier en nu, dan zijn we bezig ons eerstgeboorterecht te verkopen. We zijn gedoopt. We dragen het teken en zegel van Gods verbond aan ons voorhoofd. God heeft ons afgezonderd van deze wereld. Niet omdat we beter zijn. Integendeel, maar de Heere heeft een hoger en heerlijker doel met ons voor. Hij wil ons doen delen in al het heil en de zaligheid die de Heere Jezus Christus verworven heeft. Heeft dat verbond, hebben die beloften voor ons al de hoogste waarde gekregen? Hebben we Gods verbond en woorden al als onze schatten leren gadeslaan. Als dat je smart wordt, dat je er zo weinig van terecht brengt en dat je telkens weer in zonde valt en struikelt, dan brengt je dat op de plaats des berouws. Er is een droefheid der wereld en er is een droefheid naar God. Bij Ezau was het de droefheid der wereld en die eindigt in de eeuwige dood. Hij heeft het bloed des verbonds onrein geacht. Dat is een verschrikkelijke zonde. Maar de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid (2 Kor. 7:10). Dat brengt je aan de voeten van deze Zaligmaker en Verlosser.
Ds. B. de Romph
Ik begrijp je probleem. Maar laten we eerst nagaan wat de Bijbelschrijver bedoelt met de tekst in Hebr. 12: 16 en 17. We zouden uit deze tekst kunnen afleiden dat er voor Ezau geen genade meer was. Hij vond de plaats van berouw niet, hoewel hij dezelve onder tranen zocht. Is het dan toch zo, dat je God aanroept, maar Hij hoort niet? Laat Hij dan toch een bidder staan? We moeten wel goed zien, wat Ezau onder tranen zocht. Hij zocht de plaats van berouw niet onder tranen, want dan had hij genade bij God gevonden. Dan was er ook voor Ezau genade geweest. Maar “dezelve” slaat op de verloren gegane goederen. Hij had zijn eerstgeboorterecht verkwanseld. Toen hij van de jacht thuis kwam en zijn broer Jakob die linzenmoes aan het bereiden was, heeft hij in ruil voor de eerstgeboortezegen die linzenmoes gekozen. “Laat mij slorpen van dat rode, dat rode daar”. Wat kon hem die eerstgeboortezegen schelen. Hij zag geen waarde in Gods verbond en woorden. Hij verkwanselde die voor een schotel linzenmoes. Maar toen het moment van de zegening aanbrak en hij het met een mindere zegen moest doen, had hij spijt. Toen hij besefte, dat de grootste en de eerste zegen naar zijn broer Jakob ging en dat hij het met een mindere zegen moest doen, ging het hem zeer ter harte, dat hij die zegen miste. De eerstgeboortezegen was altijd groter dan een andere zegen. Bij de verdeling van de erfenis kreeg de oudste onder Israël een dubbel deel. Ezau had er geen berouw van, dat hij het verbond van God veracht had en dat hij daardoor tegen de Heere gezondigd had, maar dat al die goederen die in de eerstgeboortezegen opgesloten lagen hem voorbijgingen. Hij heeft er tranen over geschreid. Maar de plaats van berouw vond hij niet. Ezau heeft zijn zonde niet voor God beleden en uitgeweend. Hij is geen zondaar voor God geworden.
Nee, Ezau was geen hoereerder in de zin waarin wij het opvatten. In ieder geval we lezen daar niets van in de Schrift. Maar hij verachtte Gods verbond en woorden. Dat noemt de Heere hoererij. Wat kunnen ook wij ons eerstgeboorterecht inruilen voor het goed van deze wereld. Als we opgaan in de dingen van deze wereld en leven voor het hier en nu, dan zijn we bezig ons eerstgeboorterecht te verkopen. We zijn gedoopt. We dragen het teken en zegel van Gods verbond aan ons voorhoofd. God heeft ons afgezonderd van deze wereld. Niet omdat we beter zijn. Integendeel, maar de Heere heeft een hoger en heerlijker doel met ons voor. Hij wil ons doen delen in al het heil en de zaligheid die de Heere Jezus Christus verworven heeft. Heeft dat verbond, hebben die beloften voor ons al de hoogste waarde gekregen? Hebben we Gods verbond en woorden al als onze schatten leren gadeslaan. Als dat je smart wordt, dat je er zo weinig van terecht brengt en dat je telkens weer in zonde valt en struikelt, dan brengt je dat op de plaats des berouws. Er is een droefheid der wereld en er is een droefheid naar God. Bij Ezau was het de droefheid der wereld en die eindigt in de eeuwige dood. Hij heeft het bloed des verbonds onrein geacht. Dat is een verschrikkelijke zonde. Maar de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid (2 Kor. 7:10). Dat brengt je aan de voeten van deze Zaligmaker en Verlosser.
Ds. B. de Romph
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B. de Romph
- Geboortedatum:17-07-1940
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Noordeloos
- Status:Inactief
71 artikelen
Bijzonderheden:
Ds. de Romph is op 24 juli 2019 overleden.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties