Verschil in verbondsopvatting
Ds. C. Harinck | Geen reacties | 05-10-2007| 00:00
Vraag
Is er een verschil tussen de verbondsopvatting (genadeverbond) van Johannes Calvijn (de lijn van de Reformatie) en bijvoorbeeld Wilhelmus a Brakel, Thomas Boston of Alexander Comrie (Nadere Reformatie en Schotse kerk)? Zo ja, welk verschil en is dat ook nu nog actueel in de leer van de verschillende gereformeerde kerken in Nederland?
Antwoord
De Reformatie heeft met het spreken over het Genadeverbond een lang vergeten leerstuk in het licht geplaatst. Zij moesten dit doen in verband met de verwerping van de kinderdoop door de Wederdopers. Zij laten zien dat God met het gehele volk Israël een verbond heeft gemaakt en aan de nakomelingen van Abraham beloften heeft gedaan. Op grond daarvan werden zij besneden. Op dezelfde gronden worden nu de kinderen gedoopt. Het verbond is nu met de zichtbare kerk. Tegelijk wijst Calvijn op twee soorten van verbondskinderen, Jakob en Ezau, Izak en Ismaël, enz. Het is niet al Israël wat Israël heet.
Het wezen van het verbond betreft dus de bekeerden of de uitverkorenen. De Nadere Reformatie maakt daarom verschil tussen een uitwendig en inwendig verbond. Ongeveer dezelfde gedachte als Calvijn. Maar meer gericht op alle gedoopten, die het verbond moeten inwilligen. Er onstaan bij sommigen bijna drie verbonden of twee zijden van één en hetzelfde verbond. Zij beginnen ook te onderscheiden tussen het verbond der verlossing (het eeuwige verbond tussen de Vader en de Zoon die de uitverkorenen vertegenwoordigt) en het verbond der genade in de tijd, dat met Abraham en zijn nakomelingen en de gehele zichtbare kerk is opgericht. De meeste willen toch maar van één genadeverbond weten. Het genadeverbond van eeuwigheid en het genadeverbond in de tijd bevat dezelfde personen, alleen de uitverkorenen of waarlijk bekeerden zijn de echte bondelingen. Belangrijk is om te zien dat zij voor het wezen van het verbond zowel voor het Oude als het Nieuwe Testament uitgaan vanuit Jeremia 31:33 en Hebr.8:10.
Thomas Boston gaat er met nadruk vanuit dat er maar één genadeverbond is. Christus vertegenwoordigt in dit verbond alleen de uitverkorenen. Dit verbond wordt echter bediend aan alle nakomelingen van Adam, dat is: het wordt hun bekend gemaakt, aangeboden en zij worden tot de ontvangst van de goederen uitgenodigd. De opdracht is het verbond allen aan te bieden en tot de goederen te nodigen. De Ger. Gem. heeft dit standpunt van Comrie en Boston grotendeels overgenomen, hoewel niet in alles.
Het is een moeilijke materie. Je moet heel wat studeren om inzicht te krijgen in de verschillende opvattingen. Een hulp is om gewoon uit te gaan van de vraag waarvoor de Reformatie en iedere kerk gesteld wordt, nl: Hoe zie je de gemeente die voor je zit? Zijn het heidenen? Nee. Zijn het allemaal echte bondelingen? Nee. Bezitten ze voorrechten boven anderen? Ja. Wat heeft ieder nodig om een echte bondeling te zijn. Je kunt hier dus zowel links als rechts dwalen. Je kunt zeggen: het zijn allemaal kinderen Gods tot het tegendeel blijkt. Het andere uiterste is: De uitverkorenen zijn het alleen, daarom mag alleen tot hen de nodiging gebracht worden om het verbond in te gaan, die de merkteken van hun uitverkiezing dragen.
Ik zou er nog meer over kunnen zeggen, maar laat ik tot slot het voornaamste noemen. We lezen van Israël in 2 Kor. 15:12 dat zij zich bekeerden en met de Heere in verbond traden om Hem te dienen en te vrezen. Dat is ons allen nodig.
Ds. C. Harinck
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook: