Ik heb de wens om heel, heel dicht bij God te leven. Ik doe mijn uiterste best o...

Ds. P. van der Kraan | Geen reacties | 01-10-2007| 00:00

Vraag

Ik heb de wens om heel, heel dicht bij God te leven. Ik doe mijn uiterste best om dit te bereiken. (o.a. door mijn verstand, of door bidden). Maar hoe hard ik ook mijn best doe, ik schiet voor geen meter op. Mijn eerste vraag is: is de wens (dat ik heel dicht bij God wil leven) een wens van God? Dus mag ik er daarom zeker van zijn dat het ook echt gebeurt? De tweede vraag: hoe bereik ik dat ik heel dicht bij God ga leven? Hoe hard ik ook mijn best doe, ik schiet voor geen meter op. Ik heb een nieuwe strategie bedacht. Namelijk: niets doen, God alles laten doen, je door Hem laten leven. Maar niets doen is zo beangstigend. Wie verzekert mij dat God het echt doet als ik niets doe? Misschien wil Hij niet eens dat ik zo dicht bij Hem leef. En een derde vraag: is het gek dat ik zo heel, heel dicht bij God wil leven?

Antwoord

Je vraag valt in drie onderdelen uiteen: 1. Is het een wens van God dat jij heel dicht bij Hem wilt leven? 2. Hoe bereik je dat je dicht bij God kunt leven? 3. Is het vreemd als je verlangt dicht bij God te leven?

Ik begin met de laatste vraag te beantwoorden omdat daarmee al veel is gezegd over de twee voorliggende vragen. Het verlangen om dicht bij God te leven is Adam (en dus ook ons) ingeschapen. We zijn immers geschapen naar het beeld van God en dat beeld van God is volkomen gericht op (het leven, de omgang met) God. Het beeld van God is: kennis, gerechtigheid en heiligheid. De kennis is gericht op het kennen en liefhebben van God (in het Hebreeuws is kennen hetzelfde als liefhebben). De gerechtigheid is gericht op het gehoorzamen van Gods geboden en de heiligheid staat voor algehele toewijding aan God en Zijn dienst. Zo was Adam. Omdat Adam echter tegen God in opstand is gekomen en van Hem is afgevallen, is hij (en wij met hem) dat beeld van God kwijt geraakt. Alleen in Jezus (op aarde; de tweede Adam) zie je dit leven volmaakt terug.

Intussen is er nog wel iets van dat beeld van God in ons aanwezig. Dat weinige is volstrekt onvoldoende om God te dienen zoals Hij door ons gediend wil worden (en van ons vanuit de goede schepping mag verwachten). Maar het zorgt er intussen wel voor dat er diep in ons een verlangen is gebleven naar God, naar het verloren paradijs. Het is zoals Augustinus zei: “Onrustig in ons hart in ons, tot het rust vindt in U, o God!”

Dit verlangen is er de oorzaak van dat de mens een religieus wezen is en dat er in de wereld zoveel godsdiensten zijn. Er zijn ook mensen die over de onvrede, het verlangen van hun hart heen leven of het compenseren door op te gaan in de wereld, het materiële. Maar niets van dat alles kan dat diepe verlangen van het mensenhart stillen. Daarmee is dus de oorzaak van het verlangen naar God en het leven met Hem gegeven.

Dat alles is lang niet genoeg. Maar als de prediking van dien aard is dat ze je jaloers maakt op het leven met God of als je mensen kent die een leven met God leiden waarop je jaloers bent, dan versterkt dat het verlangen dat op de bodem van elk mensenhart is. Daarmee is dus gezegd dat dit verlangen niet gek is. Het zou zelfs onmenselijk zijn om te ontkennen dat het er is.

Indirect heb ik daarmee ook de eerste vraag beantwoord: wil God dat je ernaar verlangt om dicht bij Hem te leven? Ik vraag je: zou Hij dat niet hebben gewild als Hij zelf dit verlangen in ons hart heeft gelegd? Hij heeft de mens geschapen opdat die met Hem zou leven en bij gebleken gehoorzaamheid aan het (proef)gebod zelfs eeuwig met Hem zou leven.

Als de dingen er zo voor staan, lijkt het antwoord op vraag 2 ook gegeven. God wil dat de mens met Hem en dat Hij met de mens leeft. Hij heef dit verlangen zelf in ons hart gelegd. Dan staat er toch niets in de weg om dit verlangen te vervullen? Dat zou zo zijn als het logisch was, een soort optelsom. Maar dat is het nooit geweest en dat is het helemaal niet meer sinds wij in Adam van Hem weggelopen zijn. De zonde heeft tussen God en ons een oneindig diepe breuk geslagen die wij nooit kunnen overbruggen. Daarom komen wij met al onze pogingen om dichter bij God te komen nooit dichter bij God (en God kan en wil ons zoals wij in Adam zijn niet bij zich hebben!). Als dat wel mogelijk was, zou dat immers betekenen dat wij het zondeprobleem konden oplossen. Welke strategie je ook bedenkt, er is er geen een die je dichter bij God brengt. Je zult wellicht juist ervaren dat je verder bij Hem vandaan raakt.

Wat wil God ons daarmee leren? Dat het van onze kant onmogelijk is om tot Hem te komen (wie kan dan zalig worden?). Dat God ons intussen in Zijn Woord op allerlei manieren oproept en opdraagt om Hem te zoeken, is iets wat Hij kan en mag doen vanuit onze goede schepping. Hij spreekt ons aan op onze oorspronkelijke verantwoordelijkheid waarmee God ons (goed) heeft geschapen. Maar juist in dit zoeken en vragen naar Hem lopen we op tegen de onmogelijkheid om van ons uit tot God te gaan. Als we daarvan íets leren kennen en beleven, krijgen we (niet eerder!) oog voor de 'strategie' die God heeft uitgedacht in de zending van Zijn Zoon, in de kruisdood van Christus. Hij heet Immanuel: God met ons. Hij brengt een van oorsprong rebelse zondaar weer terug bij God. Alleen in en door Hem kunnen we dichtbij God leven en kan God met ons omgaan. Christus heeft immers de straf gedragen die wij moesten dragen en God gegeven wat wij Hem niet kunnen en willen geven: een leven van volstrekte liefde en toewijding aan Hem.

Het feit dat ik in jouw vragen beluister dat je zelf nog steeds bezig bent (zelfs met je nieuwe strategie van niets doen) en dat je de naam van Jezus niet noemt, maakt duidelijk dat je die ontdekking nog moet van doen. God wil dat we dat ontdekken omdat: 1e Christus voor ons nooit noodzakelijk en dierbaar wordt (terwijl Hij alleen de weg tot de Vader is), 2e je zou denken dat je zelf iets aan je zaligheid kunt bijdragen (wat ten enenmale onmogelijk is) en 3e je door het zelf te doen God berooft van de eer van het zalig maken van zondaren.

Moet je dan helemaal niets doen? Je moet zo hard werken alsof het van jou afhangt om zalig te worden. Dat is de bijbelse opdracht. Vroeger zeiden mensen die 'verstand' hadden van geestelijke zaken van iemand die hard aan het werk was om dichter bij God te komen: “Laat hij zich maar 'dood' werken.” Dood werken in de zin van: dat-ie aan alle kanten uitgewerkt en uitgeput raakt en niet meer weet wat hij moet doen om tot God te komen en zalig te worden. Dan is het tijd voor de Heere om te werken. Want God doet het zo dat Hij alleen geëerd wordt en dat je ontdekt dat zalig worden alleen Gods werk is. Want: “Alle roem is uitgesloten / Onverdiende zaligheên / Heb ik van mijn God genoten / 'k Roem in vrije gunst alleen.”

Ds. P. van der Kraan
Dit artikel is beantwoord door

Ds. P. van der Kraan

  • Geboortedatum:
    06-02-1948
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Arnemuiden
  • Status:
    Actief
129 artikelen
Ds. P. van der Kraan

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

Veel heil en zegen

We hebben het in januari zo vaak gehoord en vroegen ons eigenlijk af wat "veel heil en zegen" betekent. En dan vooral dat "heil".
Geen reacties
01-10-2001

Kansen vergooien

Soms heb ik het gevoel dat ik mijn kansen vergooi. Laatst las ik in een gedicht het volgende: "Ook Petrus liet zijn Heiland eenzaam staan, Maar Christus zoekt in stegen en straten, Hij dwingt je om zi...
Geen reacties
01-10-2001

Emoties bij kinderloosheid

Sinds anderhalf jaar weten mijn man en ik dat kinderen krijgen voor ons via een natuurlijke weg bijna onmogelijk is. We zijn langer dan 3,5 jaren getrouwd en zitten nu in een proces waarbij we een ke...
6 reacties
01-10-2014
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering