Andre Rouvoet stapt uit politiek
Nieuwsredactie | Geen reacties | 29-04-2011| 08:49
"Bijzondere dag: vandaag kondig ik mijn vertrek uit de Kamer aan. @arieslob wordt de nieuwe CU-fractievoorzitter. Toelichting volgt om 10:30.", twittert ChristenUnie-leider Andre Rouvoet zojuist. 17 mei is zijn laatste werkdag.
Toespraak van Rouvoet:
Dames en heren,
Dank dat u op zo’n korte termijn gehoor hebt gegeven aan de uitnodiging voor deze persconferentie. Ik ben blij dat u er bent, want ik heb een belangrijke huishoudelijke mededeling te doen. En wel deze: de fractie van de ChristenUnie heeft gisteren in een extra fractievergadering unaniem een nieuwe fractievoorzitter gekozen, namelijk mijn goede vriend en politieke makker Arie Slob.
Daar was natuurlijk een reden voor. Die kan ik u eigenlijk ook wel in één moeite door melden. Ik heb besloten om na 17 jaar actieve dienst in de Haagse politiek een punt te zetten achter mijn politieke loopbaan aan het Binnenhof.
Het is best wel raar als ik mijzelf dat zo hoor zeggen: hier heb ik sinds ik in 1985 begon als freelance medewerker van de toenmalige RPF-fractie ruim een kwart eeuw rondgelopen, in verschillende hoedanigheden: fractiemedewerker, directeur WI, Kamerlid, fractievoorzitter, politiek leider en minister en vice-premier. Dat is letterlijk m’n halve leven…
Terugkijkend stel ik met de nodige verwondering vast dat ik – samen met velen uit de politieke beweging die ik mocht vertegenwoordigen – in die jaren alles heb meegemaakt wat je vooraf kunt bedenken en zeker ook wat ik vooraf nooit had kunnen of durven bedenken.
Ik heb vreugde meegemaakt en teleurstellingen gekend; nederlagen geproefd en overwinningen gesmaakt
We hebben zetels gewonnen én zetels verloren.
Ik ken de ervaring van vruchteloze oppositie in de marge van het politieke krachtenveld én de sensatie van een positie in het hart van de politiek, waarbij je belangrijke politieke doelstellingen zomaar kunt realiseren.
Mijn aantreden in 1994 als jong Kamerlid in een christelijke driemansfractie viel samen met het unicum van een paars kabinet, waarin voor het eerst in de geschiedenis geen christelijke partij vertegenwoordigd was. Een monsterverbond van liberalen, libertijnen en sociaal-democraten…: dat was slikken voor een jong en idealistisch politicus, die vers vanuit het Wetenschappelijk Instituut in de bossen van Nunspeet de politieke arena in ’s lands vergaderzaal betrad!
In de eindfase vond ik mijzelf terug als vice-premier in een kabinet van christelijk-sociale signatuur, met een regeerakkoord waarin de ChristenUnie zich uitstekend kon vinden. Wat velen niet voor mogelijk hadden gehouden was toch gebeurd: een uitgesproken christelijke partij was toegetreden tot de regering van ons land. Daarmee werd voor iedereen zichtbaar wat wij allang wisten: christelijke politiek is geen folklore, beperkt zich niet tot getuigen aan de zijlijn, maar wil en kan verantwoordelijkheid dragen, lokaal, provinciaal en ook nationaal. Ja, het is mogelijk om regerend te getuigen en getuigend te regeren! Ik ben er intens dankbaar voor en ook wel een beetje trots op.
En dan nu het besluit om te stoppen. U zult zich wellicht afvragen wat de reden daarvoor is. Die zal ik u geven: drie redenen.
In de eerste plaats ben ik sinds mijn terugkeer in de Kamer – in juni vorig jaar, maar pas echt na beëindiging van mijn ministerschap medio oktober – met mezelf in gesprek of ik nog net zo op mijn plek ben als in de jaren vóór mijn ministerschap en of ik nog datzelfde heilige vuur heb als waarmee ik in 1994 aantrad.
Begrijp me alstublieft goed: ik heb mij vorig jaar met overtuiging beschikbaar gesteld als lijsttrekker en toen ook zelf heel bewust de keuze gemaakt (en ook publiek gemaakt) om, ook als de ChristenUnie opnieuw deel van een kabinet zou gaan uitmaken, zelf in de Kamer te blijven. Maar daar ging wel een uitvoeriger afweging aan vooraf dan de voorgaande keren. Vanzelfsprekend was het niet. Het gesprek met mijzelf en met anderen was ook een confrontatie tussen mijn verknochtheid aan het politieke métier en een zekere onrust ergens diep in mij.
De tweede reden ligt in de huidige discussie in de partij over koers, profiel en positie, zoals die is ontstaan na het verlies van een Kamerzetel in juni vorig jaar en zoals die extra scherpte heeft gekregen door het verlies van 14 zetels bij de Staten-verkiezingen van 2 maart. Ik begrijp die discussie, ik heb begrip voor de vragen die gesteld worden en ik heb het evaluatierapport van de commissie-Schipper oprecht verwelkomd. Omdat ik vind dat, ook zonder het verlies groter te maken dan het is, de partij huiswerk heeft te doen. We staan voor de uitdaging om weer te bouwen, terug te groeien naar de zes zetels die we in de vorige periode hadden en dóór te groeien naar het niveau dat volgens de peilingen van de afgelopen jaren voor uitgesproken christelijke partij als de ChristenUnie binnen de mogelijjkheden ligt. Ik heb de overtuigingen dat dat kan. En daarbij hoort een kritische zelfreflectie of we ons politieke gedachtengoed wel in de volle lengte, breedte en diepte over het voetlicht hebben gebracht, of er aspecten en accenten wellicht onderbelicht zijn gebleven, of er met behoud van onze identiteit, ons principiële karakter, winst te boeken valt door een scherpe profilering en actuele toepassingen van onze visie op politiek en samenleving.
Dit alles hoeft ons niet in de buurt te brengen van een existentiële twijfel aan ons christelijk-sociale profiel. Terecht schreef de commissie-Schipper dat we met dat profiel goud in handen hebben. En terecht liet het Landelijk Bestuur in zijn reactie op het evaluatierapport weten dat de ChristenUnie staat en blijft staan in die waardevolle christelijk-sociale traditie.
Op z’n Shakespeariaans: het is een kwestie van to be or not to be. De ChristenUnie zal sociaal zijn of ze zal niet zijn.
Maar evenzeer terecht is het dat het evaluatierapport signaleert dat we onderweg ook wat zijn kwijtgeraakt, waardoor de herkenning door onze achterban en de kiezers met die ChristenUnie waar ze hun stem en steun aan hebben gegeven is afgenomen. Dat is wellicht allemaal begrijpelijk en verklaarbaar, maar stelt ons wel voor de uitdaging om die herkenning te herwinnen, die betrokkenheid en verbondenheid te herstellen. Dat vraagt erom om de lijnen verder te trekken en met alles wat in ons is te bouwen aan een sterke ChristenUnie.
Dat vereist dus ook alle ruimte voor een open reflectie op de achterliggende jaren. Dat vereist ook dat de politici en bestuurders in de frontlinie voor de volle 100% en meer inzetbaar moeten zijn.
En de vraag die ik mijzelf heb gesteld is of ik de overtuiging heb dat ik ook nu nog de aangewezen persoon ben om in deze fase van de geschiedenis van de ChristenUnie aan dat proces leiding te geven. En dat brengt mij bij mijn derde reden.
Dat is dat ik merk dat ik, na al die intensieve jaren, waarin het leven van mij en mijn omgeving (in het bijzonder mijn gezin) altijd draaide om ‘Den Haag’ en ‘de politiek’, met een dwingende agenda en weinig ruimte voor andere zaken die ik ook heel erg belangrijk en waardevol vind, toe ben aan een nieuwe balans. Gezin, familie, vrienden, de kerkelijke gemeente, hobbies (boeken lezen!): zij verdienen een nieuwe fase waarin ze niet voortdurend op het tweede plan staan.
Dames en heren, vanuit de grond van mijn hart kan ik zeggen dat ik heb genoten van het Kamerlidmaatschap en van het ministerschap. Het ambt van volksvertegenwoordiger, het dienen van de christelijke politiek, het dienen van de ‘res publica’, de publieke zaak: ik heb het een voorrecht gevonden dit zo lang te mogen doen. Dat vond ik toen ik op 17 mei 1994 werd beëdigd en dat vind ik als ik op 17 mei 2011 het Kamerlidmaatschap officieel neerleg.
Ik heb genoten van het debat, ook – wat zeg ik: zeker als dat in alle politieke scherpte werd gevoerd. Het parlement is en blijft voor mij de ontmoetingsplaats van ideeën en overtuigingen. En dan kan het debat mij niet fundamenteel genoeg zijn.
Ik ben ongelooflijk dankbaar voor het vertrouwen dat ik al die jaren heb gekregen van mijn partij, van mijn fractie (collega’s en medewerkers), van de kiezers.
U allen dank ik voor de goede contacten en de royale gelegenheid die u mij hebt geboden om het verhaal van de christelijke politiek te vertellen aan uw lezers, kijkers en luisteraars.
Ik ben God dankbaar voor de kracht en de gezondheid die ik heb mogen ontvangen om dit mooie werk te doen.
Mijn afscheid wordt een stuk gemakkelijker nu ik het fractievoorzitterschap en het politieke leiderschap kan overdragen aan Arie Slob. Arie, jij hebt de achterliggende jaren bewezen een krachtig, samenbindend en inspirerend leider van het fractieteam te kunnen zijn. Ik heb er geen enkele twijfel over dat jij de draad moeiteloos zult oppakken en de ChristenUnie in deze nieuwe fase bekwaam zal leiden door haar te dienen. Ik wens je daarbij heel veel sterkte en succes, en ook heel veel plezier, maar vooral ook de zegen van onze goede God toe.