Oordeel niet? (2)
Marten Visser | Geen reacties | 14-12-2010| 07:52
In de Bijbel lezen we vaak dat het nodig is te onderscheiden wie Gods volk misleidt, en voor deze misleiders te waarschuwen. Ik geef hier een lijstje met voorbeelden. God geeft opdracht te beoordelen wie valse profeten zijn, en hen niet serieus te nemen: “ Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem” (Deuteronomium 18:22).
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Gods toorn komt over wie Zijn volk op leugen doet vertrouwen: “Toen zei de profeet Jeremia tegen de profeet Hananja: Luister toch, Hananja, de HEERE heeft u niet gezonden. Ú echter hebt dit volk op leugen doen vertrouwen. Daarom, zo zegt de HEERE, zie, Ik ga u wegwerpen van de aardbodem. Dit jaar sterft u, omdat u hebt opgeroepen afvallig te worden van de HEERE” (Jeremia 28:15-16).
De Here Jezus zelf was beslist een stuk onaardiger tegen valse leraren dan de oordeel-nietafdeling van het christendom schijnt te denken. In één preek gebruikte hij de volgende kwalificaties: “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars... Wee u, blinde leiders... Dwazen en blinden!... Slangen, adderengebroed...” (Mattheus 23).
Nu is het natuurlijk zo dat het oordeel van de Here Jezus ongelofelijk veel beter en zuiverder is dan ons oordeel. Maar dat wil niet zeggen dat we nooit zelf een oordeel moeten vormen. Integendeel, Hij roept daartoe op: “Let erop dat niemand u misleidt... En er zullen vele valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden” (Mattheus 24:4,11).
De belangrijkste reden dat de Here Jezus ons ertoe oproept te waken voor mensen die het Evangelie verdraaien, is omdat daarin iets zichtbaar wordt van de strijd tussen God en satan. En dan kunnen we niet neutraal aan de kant blijven staan. “U bent uit de vader de duivel” (Johannes 8:44).? Diezelfde overtuiging spreekt ook uit Petrus’ woorden als hij Gods oordeel over Ananias aankondigt: “Ananias ,waarom heeft de satan uw hart vervuld?” (Handelingen 5:5).
Petrus waarschuwt Simon de tovenaar als hij misbruik wil maken van de gave van de Heilige Geest: “U hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet oprecht voor God. Bekeer u dan van deze slechtheid van u” (Handelingen 8:21-22).
Paulus zegt dat we moeten beoordelen of de boodschap die iemand brengt wel het Evangelie is, en is duidelijk in zijn oordeel over degenen die het Evangelie verdraaien: “Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt” (Galaten 1:9).
Ergens anders zegt Paulus dat er misleiders in de gemeente zijn. Om de verwarring die zij de gezinnen binnenbrengen, moet hun de mond gesnoerd worden. Dus weer: het gaat er niet om ‘wie wint’, maar het gaat om de bescherming van Gods gemeente. “Want er zijn ook veel opstandigen, mensen die zinloos praten en misleiders, vooral die van de besnijdenis zijn. Men moet hun de mond snoeren. Zij brengen hele huisgezinnen in verwarring” (Titus 1:10-11).
Johannes, de apostel van de liefde, kon ook heel duidelijk zijn. Hij roept op valse leraren niet de gelegenheid te geven hun leer te verbreiden en hen geen geloofwaardigheid te verlenen door normaal met hen om te gaan en te doen alsof er niets aan de hand is. “Als iemand bij u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in huis en begroet hem niet. Want wie hem begroet, die heeft deel aan zijn slechte werken” (2 Johannes 10-11).
Als Johannes opdracht krijgt namens de Here Jezus een brief te schrijven aan de gemeente in Efeze, krijgen ze een compliment omdat ze valse leraren ontmaskerd hebben: “Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn” (Openbaring 2:2). Dit wordt overigens gevolgd door het verwijt dat ze hun eerste liefde verlaten hebben. Dat laat zien dat het aanhangen van de juiste leer alleen niet voldoende is. Het moet gepaard gaan met een diepe liefde tot de Here Jezus.
Tenslotte waarschuwt de Here Jezus, door de pen van Johannes, de kerk in Thyatire omdat zij een dwaallerares ongemoeid laat: “Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden” (Openbaring 2:20).
De auteur is kerkplanter in Thailand. www.vissers.me