Als solist geschapen
Skofski | Geen reacties | 07-10-2010| 11:37
“Het is niet goed dat de mens alleen zij.” Zo klinken de aloude, wijze, bijbelse woorden die in alle eenvoud de behoefte –en noodzakelijkheid– van de medemens, van een partner benadrukken. Dit is geen verheerlijking van romantische liefdesrelaties, noch is dit een verhandeling over eenzelfde thematiek die regelmatig in de vragenrubriek op deze site terugkomt. De mens heeft de ander gewoon nodig in alle aspecten van het leven. Het staat als een paal boven water. Alle aspecten? Nou nee.
Zo is het begrip ‘samenwerken’ aan velen niet besteed. Ook aan mij niet. Ook al bereik je als groep, als collectief, ja zelfs als gemeente meer dan als individu, toch moet je voor teamwork in de wieg gelegd zijn. Je moet de juiste combinatie bezitten van charmes, geduld, communicatieve vaadigheden, inlevingsvermogen, empathie, vergadertalent, met daarnaast de competenties (Smerig woord eigenlijk. Suggereert naar een alleskunnende godheid op de werkvloer.) die een werksituatie van je vragen. Het mooiste is ook nog dat je met je groepsgenoten goed overweg kunt. Deze ideale situatie komt maar zelden voor. Zowel in het werkveld, als in de schoolse omgevingen.
Er klonk een zucht tegenover mij in een schommelende trein. Zij had er zin in. Volledig verstrikt in een groepsopdracht op school, had zij zich te melden voor wéér een vergadering. Wéér overleg van wie-doet-wat-en-waarom-heb-jij-dit-niet-gedaan-iemand-nog-koffie-anders-gaan-we-maar-aan-de-slag. Wéér knarsetandend polderen en niets bereiken.
“Wat moet ik met zo’n groep?”, verzuchtte zij, terwijl zij uit het raam staarde en mij zo indirect aankeek. “Loos die lui en ga voor jezelf verder”, was mijn resolute antwoord, terwijl ik haar onrustig ogende gezicht observeerde: “Groepsgenoten staan uiteindelijk alleen maar in jouw weg om iets te kunnen bereiken met jouw opleiding. Ze komen vaak te laat, leveren vaak niet goed werk af, ze zijn gespeend van efficiënt vergaderen. Er wordt maar wat aangemodderd, de communicatie is nooit duidelijk. Kijk, als je alleen werkt, dan heb je daar geen last van. Als je succes boekt, is het jouw succes. Faal je, dan heb je alleen jezelf ermee te pakken en heb je niet de neiging om je af te reageren op de groepsgenoot die er de kantjes vanaf heeft gelopen. Zo spaar je de ander weer.”
“Ik wou dat dit kon”, klaagde zij. “Eigen verantwoordelijkheid, daar draait het om. Loop je de kantjes ervan af, heb je alleen jezelf ermee te pakken en hoeft de groep er niet voor op te draaien.” De hoogste vorm van naastenliefde die een solist een team kan toewensen. Ik wenste haar sterkte toen zij met ferme passen de trein uitliep.
Ik ben een solist. Dat kreeg ik onlangs van mijn vorige afstudeerbegeleider te horen. Dat had hij goed gezien, terwijl hij mij mijn BA-bul overhandigde. Elke overlegronde, elke vergadering tijdens het proces van het scriptieschrijven, was complete tijdsverspilling, aangezien er genoeg mensen op deze wereld rondlopen die het talent hebben gekregen om solistisch te zijn en de medemens alleen maar als de immer cruciale levensondersteuning nodig hebben. Als ik ergens mee zit, dan hoort de ander het wel. Laat een solist lekker zijn/haar eigen gang gaan. Het komt wel goed.
Daarvan is niet iedereen overtuigd. Zo kon ik mij onlangs nog in een ivoren toren bij één van mijn docenten melden, een hoogleraar Cultuurgeschiedenis. Het ging om een groepsopdracht, die niet helemaal naar wens verliep. De verbale communicatie van auteur dezes, deze zwijgende, schrijvende luisteraar, was volgens hem niet naar wens: “Zo heeft de groep niets aan jou en jij niets aan de groep”, zo oreerde de respectabele geleerde met een aardappel van achter zijn rommelige bureau. Dat klopt, dacht ik bij mijzelf: ik heb dit vaker gehoord. Jaar na jaar. Opleiding na opleiding. En toch heb ik ze allemaal goed afgerond. Dat een groep niets aan mij heeft, laat mij koud. Ik zit er voor mijzelf. Egoïsme ten top, maar uiteindelijk gaat een ieder zijn/haar eigen weg, prijkt alleen de eigen naam op getuigschriften. Van functionele naastenliefde is bij mij geen sprake. Ik had zo tegen hem kunnen uitvallen. Maar ik liet de man in de toren maar over groepswerk praten, terwijl ook hij een solist is. En een verdraaid goeie, dat moet gezegd worden. Ik lusiter liever dan dat ik deelneem aan groepsprocessen.
Ik verliet de toren en installeerde mij buiten op één van de banken op een nabijgelegen plein met een bekertje koffie. De bank had ik voor mijzelf. Ik staarde naar de helblauwe lucht en haalde diep adem. De mensen om mij heen lopen met gebogen hoofden voorbij. Het is inderdaad niet goed dat de mens alleen is. Hij/zij kan niet zonder de ander. Aldus de naar de lucht starende solist met goede, nuttige, opbouwende, versterkende, diepzinnige, maar ook adviserende contacten. Zowel binnen een kerkelijke gemeente, binnen een dispuut, alsmede binnen een universitaire gemeenschap. En die contacten blijven goed, simpelweg omdat dat ik niet met ze samen hoef te werken. God heeft mij als solist geschapen. Daar kan gelukkig geen mens aan tornen. Ik red mij wel. And why change a good thing?