Wilhelmus herontdekken in tijden van crisis
Nieuwsredactie | 3 reacties | 25-03-2020| 15:09
Een aantal predikanten uit de gereformeerde gezindte riep afgelopen week op om met het oog op de coronacrisis, na afloop van de dienst het 6e couplet van ons volkslied te zingen:
“Misschien kunnen we biddend onze regering en ons land wijzen op God als schild. Want elk ander schild kan ons uiteindelijk niet beschermen. Wanneer wij dit willen doen, is dit wellicht mogelijk door na de kerkdienst een couplet van ons volkslied te zingen. Dit is een lied dat bij niemand van ons specifiek hoort, maar ons als (christelijke) Nederlanders aan elkaar verbindt”
Refoweb-panellid Jan van den Brink breekt een lans voor het gezamenlijk zingen van de wat onbekendere coupletten uit het Wilhelmus zodat die er mede toe bijdragen dat we weer opnieuw de geestelijke achtergrond (de 80-jarige oorlog) gaan herontdekken:
Ik heb in onze kerkelijke gemeente voorgesteld dit voorstel over te nemen en naast het 6e ook het 14e couplet te zingen. Dit is het couplet waaruit Kees van der Staaij citeerde in zijn bijdrage in het kamerdebat van afgelopen woensdag.
Toen ik dit alles tot me door liet dringen, besefte ik weer eens te meer hoe ons nationale volkslied is ontstaan tijdens een diepe crisis waarin ons land verkeerde tijdens de 80-jarige oorlog. Het lied is ontstaan vlak voor of rond het rampjaar 1572. Ik heb eens wat publicaties bij elkaar gezocht die hier waardevolle dingen over zeggen.
In de eerste plaats een artikel van Elsbeth Etty, op 30 augustus 2017 – verschenen in nr. 35 van “De Groene Amsterdammer”, waarin zij uiteenzet hoe ons volkslied zich onderscheidt van de meeste volksliederen die over het algemeen getuigen van trots en patriottisme:
"Het Wilhelmus als brevet van nationaal chauvinisme? Voor de meeste volksliederen gaat dat op, behalve voor het Nederlandse. Doorgaans eert een volkslied de vorst, dan wel de staat, de natie of het volk. Het Wilhelmus daarentegen gaat over de twijfel van een hoge edelman die zijn vorst weliswaar altijd heeft geëerd, maar hem gaat afzweren. ‘Den vaderlant getrouwe’ betekent trouw aan het voorvaderlijk erfgoed. De staat en de natie waren nog geen bestaande concepten, dus zij konden circa 1570 onmogelijk bezongen worden. En het volk? Dat zijn de in grote nood verkerende ‘arme schapen’, uit het veertiende couplet.
Het Wilhelmus is een mooi voorbeeld van rederijkerskunst – in dit geval een acrostichon of naamdicht – dat boven andere producten van de rederijkers uitsteekt door het persoonlijke (dus al renaissancistische) karakter: IK BEN Willem die een innerlijke strijd voert. Geen enkel ander volkslied is geschreven in de eerste persoon enkelvoud (ook al was de prins zelf niet de auteur). Het getuigt van een conflict tussen loyaliteit en opstand. Bovenal is het een belijdenis van calvinistisch godsvertrouwen, wat aan het katholieke, islamitische en atheïstische deel van het electoraat nog maar eens moet worden uitgelegd. Hoe dan ook, een indrukwekkend lied."
Het Wilhelmus stamt uit de tijd van de 80-jarige oorlog (1568-1648) tegen de toenmalige Spaanse overheersing. In mijn kennissenkring heb ik een 94-jarige dame in een verpleeghuis, die me vertelde dat de crisis die we nu meemaken nog erger is dan die zij tijdens de Tweede Wereldoorlog meemaakte. Toen streden we tegen een zichtbare vijand, nu tegen een onzichtbare. Het totale isolement, waar wij nu mee geconfronteerd worden heeft zij tijdens de oorlog niet meegemaakt. Tegen deze achtergrond hoop ik dat het Wilhelmus ook in onze dagen weer een nationale samenbinding kan zijn voor de troon van God.
J. Groeneveld heeft over het Wilhelmus een lezenswaardig artikel geschreven in “De Reformatorische School (01-11-1977).
Een paar citaten (vertaald naar hedendaags Nederlands):
"Willem van Nassau is er van overtuigd dat God hem binnenkort zal doen wederkeren en dat daarmee de periode van verdrukking en ballingschap spoedig ten einde zal zijn. Dat is ook de letterlijke betekenis van de laatste regel van het veertiende couplet:
Oorlof mijn arme schapen, die zijt in groten nood, uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid. Tot God wilt u begeven, zijn heilzaam woord neemt aan, als vrome christen leven, 't zal hier haast zijn gedaan.
Over het oorlof (= vaarwel) van dit couplet is veel te doen geweest. Het is door de verdedigers van het Wilhelmus als afscheidslied uitgelegd als "een laatst vaarwel": de strijd hier op aarde is gestreden en verloren, blijf als vrome christenen leven, het zal hier (op aarde) spoedig voorbij zijn en in het hiernamaals is alle leed geleden. Deze laatste mening is door vele onderzoekers verdedigd. Maar vergelijking met de laatste regels van de tweede strofe "God zal mij regeren... Dat ik zal wederkeren In mijnen Regiment" leert toch duidelijk dat die mening onhoudbaar is. De Prins staat immers op het punt de strijd tegen de onderdrukkers te beginnen. Zal hij de onderdrukten dan als enig houvast naar de hemelse heerlijkheid verwijzen? Integendeel. Hij roept zijn onderdanen op standvastig te blijven: "Lydt u myn Ondersaten", Vertrouw op God ondanks de moeilijke omstandigheden.
(commentaar jvdb van dit laatste: dit is uit het 3e couplet: Lijdt u, mijn onderzaten (= wanneer u in lijden bent, mijn onderdanen), die oprecht zijt van aard, God zal u niet verlaten,)
en aan het slot van het artikel:
HET WILHELMUS IN DEZE TIJD
Bij brede lagen van de bevolking is van het Wilhelmus niet veel meer bekend dat de melodie en hooguit het eerste couplet. Bij plechtige gelegenheden wordt dan ook meestal alleen de melodie gespeeld. Gezongen wordt de bijna onbegrijpelijke tekst nauwelijks.
Een uitzondering hierop vormen de protestantse kerkgemeenschappen waar doorgaans het eerste en zesde couplet nog gezongen worden, meestal na de eredienst wanneer daar aanleiding toe is en zeker bij herdenkingsbijeenkomsten die het koninklijk huis betreffen. Betekent dat, dat we dan ook "het Wilhelmus" kennen? Ik geloof van niet. We voelen wel iets aan van het geloofsvertrouwen dat de dichter uitspreekt in Mijn schild ende betrouwen zijt gij, o God mijn Heer.
Maar de betekenis van deze woorden tegen de achtergrond van de historische feiten zoals in het bovenstaande geschetst, is bij het grootste deel van wie het zingen onbekend. Ik hoop dat dit artikel ertoe mag bijdragen dat van al die onbekendheden rondom ons eigen volkslied iets wordt weggenomen; dat het Wilhelmus op zijn - grote - waarde geschat wordt. Maar bovenal dat ons volk, erkennend dat dit lied het geestelijk eigendom van ons volk behoort te zijn, ook wil leven uit de beginselen die erin gepropageerd worden."
Moge het gezamenlijk zingen van de wat onbekendere coupletten uit ons volkslied er mede toe bijdragen dat we weer opnieuw de geestelijke achtergrond van ons volkslied gaan herontdekken. De Heere beware ons en verbinde ons temeer aan de troon van Zijn genade om te bidden voor elkaar, voor ons land en voor deze wereld. Mocht deze crisis (als destijds bij Ninevieten op de prediking van Jona) nog velen tot inkeer en hartelijke bekering leiden. Wie weet, de Heere mocht zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen (Jona 3:9)
Jan van den Brink, Eindhoven
Één van de oudste ter wereld.