Een reactie op de boodschap van W.J. Verwoerd (Weg uit Babylon)
Dr. J. Hoek | Geen reacties | 28-06-2017| 09:46
In mijn recensie-artikel in ‘de Waarheidsvriend’ heb ik kritische noten gekraakt, maar ook waarderende opmerkingen gemaakt aan het adres van de heer Verwoerd. Die waren beide oprecht gemeend en ook nu wil ik positief beginnen. Ik ken de heer Verwoerd niet persoonlijk, maar via zijn boek maak ik kennis met hem als met een ernstig man die blijkbaar oprecht verlangt om de bijbelse boodschap onverkort ter harte te nemen. Hij is een man van ferme overtuigingen die bij hem zijn gegroeid door zijn onderzoek van de Schriften. Hier zet ook meteen mijn kritiek in. Ik krijg niet de indruk dat Verwoerd echt openstaat voor voortgaande discussie wanneer hij zich eenmaal een overtuiging heeft gevormd. Waar de apostel Paulus schrijft in 1 Kor.13 ‘wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele’, lijkt Verwoerd dit stadium in zijn boek voorbij te zijn en de waarheid inzake de uitleg van moeilijke vragen rond de exegese en toepassing van Gods Woord min of meer in pacht te hebben. Hopelijk vergis ik mij hierin, maar het treft mij dat hij in allerlei opzichten zo stellig is en niet lijkt open te staan voor correctie.
Maar nogmaals: zijn ernst en zij nadruk op de noodzaak dat we bereid moeten zijn voor de grote toekomst van onze Heere Jezus Christus waardeer ik en in dit opzicht onderstreep ik zijn appèl en zou ik wel wensen dat het mogelijk zou zijn hem niet te hoeven bestrijden, maar samen met hem op te trekken. Helaas staat daarvoor nog teveel tussen hem en mij in en ik wil duidelijk aangeven wat dat dan wel is.
1. De verhouding Woord en Geest
Ik schreef in mijn recensie ‘Christelijk geloof wordt hier (bij Verwoerd) losgemaakt van elke historische en culturele verworteling. Het werk van de Geest in de cultuur wordt totaal miskend. En al evenzeer dat de Kerk op haar weg door de eeuwen ondanks veel afdwalingen toch door de Geest is geleid.’
Ik bedoel daarmee bijvoorbeeld dat de christelijke kerk de zondag als rustdag is gaan vieren, dat zij het kruisteken heeft erkend als belangrijk symbool, dat zij bij haar kerken kerktorens heeft die omhoog wijzen naar God, dat zij op 25 december het geboortefeest van Christus viert en op Oud en Nieuw samenkomt bij de voortgang van de jaren. Zo zou nog veel meer genoemd kunnen worden wat we samenvattend aanduiden als christelijke cultuurgeschiedenis. Is die geschiedenis bijbels? Ja en neen. Veel is gewoon historisch zo gegroeid en niet letterlijk in de Bijbel terug te vinden. Is het daarom verkeerd en verwerpelijk? Neen, dat zou het alleen zijn wanneer het in strijd was met de Schrift.
Tegenover Rome heeft de kerk van de Reformatie duidelijk het standpunt ingenomen dat geen traditie, hoe oud en eerbiedwaardig ook, mag heersen over de Schrift. Dat is wat bedoeld werd met het sola scriptura, door de Schrift alleen. Denk bijvoorbeeld aan allerlei vormen van Mariaverering of de gedachte dat de paus de plaatsvervanger van Christus op aarde zou zijn. Dergelijke opvattingen worden door de kerk van Rome gehuldigd onder verwijzing naar de leiding van de Heilige Geest. Als protestanten wijzen we dit beroep op de Geest af, omdat we ervan overtuigd zijn dat de Heilige Geest nooit tegen Zijn eigen Woord zal ingaan.
Maar dat laatste betekent niet dat de Heilige Geest niet verder gaat dan wat er strikt in het Woord staat. De reformatoren waren er diep van overtuigd dat de Geest de kerk heeft geleid tijdens de zogenoemde oecumenische concilies in Nicéa 325 en Constantinopel 381 en ook Chalcedon 451, waarin fundamentele besluiten zijn genomen over de drie-eenheid van God en over de goddelijke en menselijke natuur van Christus. Wat daar beleden is, staat niet letterlijk in de Schrift, maar ligt wel in het verlengde van de Schrift.
2. De kinderdoop
Over de kinderdoop schrijft Verwoerd dat de praktijk van de kinderdoop al terug te voeren zou zijn op heidense praktijken met Babylonische wortels. Hoe is de realiteit?
In de kerk is van meet af aan de kinderdoop gepraktiseerd. Er zijn geen teksten in de vroege kerk die een pleidooi voeren voor de volwassenendoop en als de kinderdoop ter sprake komt is er geen enkele stem die zich verheft dat dit een nieuwigheid zou zijn of dat het anders zou moeten. Het argument dat men zou afwijken van wat de apostelen hebben gedaan of geleerd is zwaarwegend in de vroege kerk. Als kinderdoop iets nieuws zou zijn geweest, zou onmiddellijk dit argument in stelling zijn gebracht. Zo’n discussie is er echter niet over de doop.
Er is wel veel geschreven over de doop, maar dat gaat over de inhoud van de doop en de geldigheid van de doop. Kinderdoop is daarbij kennelijk de normale praktijk, zoals bijvoorbeeld een kerkorde van rond het jaar 215 aangeeft, volgens welke de vragen voor kinderen die nog niet kunnen antwoorden, beantwoord werden door de ouders of andere familieleden.
Het zou te ver voeren om hier de hele discussie over de kinderdoop te herhalen. Ik haal – in navolging van prof.dr. A. van de Beek - alleen een karakteristiek document uit de vroege kerk naar voren: een brief van Cyprianus met een verslag van de synode van Carthago in 253. Het is zo ver bekend de enige synode in de vroege kerk die expliciet aan de kinderdoop gewijd is, en dan ook nog heel expliciet aan de doop van baby’s.
De synode buigt zich over een voorstel om kinderen te dopen op de achtste dag, zoals de besnijdenis in Israël ook op de achtste dag plaatsvindt. De leden van de synode spreken zich krachtig tegen dit voorstel uit. Je moet niet wachten tot de achtste dag, maar meteen op de tweede of derde dag dopen, dat wil dus zeggen de dag na de geboorte of de dag daarna. Je moet de doop niet aan kleine kinderen onthouden.
In de eerste plaats is belangrijk om te zien dat de kinderdoop als zodanig kennelijk absoluut geen punt van discussie is. Dat is dan in Carthago, waar christenen radicaal zijn en iedere laksheid meteen bestreden wordt. Als je christen bent moet je het ook helemaal zijn, is de idee in de Noord-Afrikaanse kerk. Juist daar wordt de kinderdoop beklemtoond.
Verder zijn de argumenten tegen het wachten tot de achtste dag interessant. Men lette erop dat het dus niet gaat om argumenten om te wachten tot het kind volwassen geworden is, maar tegen het uitstel van een kleine week. Ik noem ze niet alle, maar licht er een paar uit. Het basale argument is dat kinderen van Christus zijn. Ze behoren Hem toe en daarom kunnen we niet wachten om hen te dopen. We willen immers het beste voor onze kinderen en het behoren tot Christus is het allerbeste.
Verder betoogt de synode dat, als er redenen zouden zijn om baby’s niet te dopen, er dan nog veel meer reden zou zijn om volwassenen niet te dopen, die ondertussen een hele geschiedenis van zonde hebben opgebouwd. Het gaat niet om onze kwaliteiten, maar juist om het bevrijd worden van onszelf. Een derde argument is dat er geen verschil is tussen kleinen en groten bij God. Alle mensen zijn voor Hem gelijk, of ze nu klein zijn of groot.
Wie de kerk op dit punt van een fundamentele dwaling beschuldigt, kan dat onmogelijk aan ‘Rome’ verbinden, maar moet zeggen dat de christelijke kerk al in het prilste begin in de fout is gegaan. En dat massaal, over de hele linie, ondanks de belofte dat de Geest haar in alle waarheid zou leiden.
3. Sabbat en zondag
Zo mogen we nu ook de zondagsviering zien als een verantwoorde nieuwe invulling van het vierde gebod. Het is in het N.T. duidelijk dat de christenen niet meer gebonden zijn aan de strikte handhaving van de sabbatsgeboden van het oude verbond. Denk bijvoorbeeld aan een woord als Rom.14:5-6. De Dordtse synode heeft daarom in 1618-1619 terecht uitgesproken dat het vierde gebod ten dele moreel en ten dele ceremonieel is. De strikte onderhouding van het gebod is ceremonieel, als christenen zijn we vrij van allerlei bepalingen inzake de sabbatsrust. Maar het ritme van zes dagen werk en één dag rust en de bijzondere gelegenheid om op de rustdag ‘naarstig te komen tot de gemeente Gods’, zoals zondag 38 van onze H.C. zegt, is blijvend en moreel. Ik ben ervan overtuigd dat de eerste dag der week zich als vierdag heeft ontwikkeld vanuit het unieke van het werk en de overwinning van Christus. Dat is in de weg van Gods Vaderlijke voorzienigheid te danken aan keizer Constantijn de Grote, die op 3 maart 321 bij keizerlijk decreet de zondag als officiële rustdag heeft ingevoerd. (R. van Kooten, Heilig Mijn Naam en Mijn dag, Houten 1998, blz. 229). Daarmee bezegelde hij een praktijk die al eeuwen lang onder christenen was gegroeid. Wie in de lijn van zondag 38 de zondag viert en deze laat doorwerken in heel de week, gehoorzaamt aan Gods gebod.
Nu weet ik wel dat er veel oprecht christenen zijn die tot een andere conclusie komen en menen dat ze de sabbat op zaterdag moeten houden en zo letterlijk vasthouden aan het vierde gebod waarin de zevende dag als rustdag wordt aangewezen. Ik heb geen enkele moeite om hen als broeders en zusters te erkennen. Maar dan verwacht ik wel dat ze ook mijn gewetensovertuiging respecteren. Verwoerd doet dat helaas niet. Hij noemt het vervangen van de sabbat door de zondag ‘één van de grootster wandaden in de geschiedenis.’ Dat de christelijke kerk de zondag als rustdag is gaan vieren, beschouwt hij als een bewijs hoezeer de kerk van Rome zichzelf goddelijke eer toekent en zelfs de grondwet van de Tien Geboden durft te veranderen. Dat zich hierin ook leiding van de Heilige Geest (dwars door allerlei menselijke en soms bedenkelijke overwegingen heen) heeft kunnen voltrekken, komt bij hem niet als mogelijkheid op. Hoe kunnen we zinvol met elkaar in gesprek blijven als Verwoerd medechristenen die de zondag vieren beschuldigt van ‘een onbewuste knieval voor het beeld van het beest’ (p.173). De stelling dat de zondag een uitvinding is van de kerk van Rome mist historisch elke grond. Reeds in het Nieuwe Testament zien we dat christenen bijeen kwamen op de eerste dag der week, dus op zondagmorgen in alle vroegte om de opstanding van de Heiland te gedenken en Hem in Zij heerlijke komst te verwachten.
4. Rome als de antichrist
Een rode draad door het boek heen is de identificatie van het pausdom te Rome met de antichrist. Hier kan Verwoerd zich inderdaad op veel autoriteiten uit onze traditie beroepen. Hij verwijst naar deze uitleg als een waarheid die door de eeuwen heen door vele Godvrezende mensen en oudvaders is beleden. Het is mij uiteraard bekend dat in de gereformeerde traditie meer dan eens het verband tussen ‘Rome’ en de antichrist is gelegd en dat is in het licht van de bloedige vervolging die protestanten van roomse zijde in vroeger eeuwen hebben moeten ondergaan ook zeker te begrijpen. Ik denk dat we er niet omheen kunnen te erkennen dat de kerk van Rome meer dan eens in de historie antichristelijke trekken heeft vertoond. Maar daarmee is een totale en definitieve identificatie van ‘Rome’ met de antichrist nog allerminst gerechtvaardigd. Je kunt gewoon niet zo rechtlijnig stellen dat Rome de antichrist is. Dat is in wezen een onbijbelse bewering. Door dit met zoveel klem te beweren in zijn boek doet Verwoerd de Bijbel geweld aan en dat is niet goed te maken met een beroep op de traditie van de oudvaders tot en met Spurgeon toe. Wie is in het boek Openbaring de hoer van Babylon? Dat is het Romeinse rijk dat bloeddorstig de gemeente van Christus aanvalt. In de tijd dat het boek Openbaring geschreven werd, bestond er nog helemaal geen rooms-katholieke kerk en de gemeente werd niet bedreigd door een paus en een curie, maar door keizers als Nero en Domitianus en Vespasianus. Op andere plaatsen in de Schrift, zoals in de brieven van Johannes, worden dwaalleraars die ontkennen dat Christus in het vlees gekomen is ‘antichristen’ genoemd, in het meervoud dus. Belangrijk is ook 2 Tessalonicenzen 2, 1-12 over ‘de wetteloze’, ‘de mens der zonde’. Laten we nauwkeurig het signalement lezen dat ons hier wordt verstrekt. Het gaat om iemand in wie de goddeloosheid van de laatst dagen hoogtepunt zal bereiken. De openbaring van deze Wetteloze lijkt niet erg lang te duren, dankzij het krachtdadig ingrijpen van de Heere. Prof. dr. P.H.R. van Houwelingen schrijft in zijn commentaar (P.H.R. van Houwelingen, Tessalonicenzen. Voortgezet basisonderwijs (CNT), Kampen 2002, blz. 207) bij dit tekstgedeelte: ‘Het lijkt erop dat de identificatie van de Wetteloze met de paus en het pausdom meer is ingegeven door het conflict met de Rooms-Katholieke Kerk dan door een zorgvuldige exegese van 2 Thessalonicenzen 2… De betekenis van 2 Thessalonicenzen 2 zal allereerst begrepen moeten worden binnen het kader van de politieke en religieuze verhoudingen van de eerste eeuw na Christus en daarvoor.’ Het gaat om een zichzelf vergoddelijkende politieke macht. Het ultieme kwaad van het laatste der dagen krijgt gestalte in één figuur. Zijn komst ontketent alle demonische krachten die zich in mensen kunnen schuilhouden. Er is kennelijk nog een persoonlijke Antichrist te wachten, een politieke figuur met religieuze aspiraties. Of dat de paus is? Iemand als Benedictus XVI die mooie boeken over Jezus schrijft? Ik vrees dat Verwoerd onze aandacht afleidt van de werkelijke antichrist door zo eenzijdig te focussen op de kerk van Rome.
5. Oproep tot emigratie?
Verwoerd geeft een strikt letterlijke uitleg van passages uit het bijbelboek Openbaring waarin we lezen dat een derde deel van de aarde wordt vernietigd. Hij ziet dat als een geografisch bepaald deel, namelijk Europa als het werelddeel waar de meeste schanddaden van de Roomse antichrist hebben plaatsgevonden, terwijl hij er ook Noord- Amerika bij betrekt. Volgens Verwoerd zal de planeet aarde niet in zijn geheel door het vuur van het laatste oordeel heen moeten (dit uiteraard in strijd met 2 Petrus 3: 7,10), maar slechts een derde deel daarvan. Dat derde deel is ‘Babylon’ en wij dienen dit deel van de wereld te verlaten om zo aan het goddelijk oordeel te ontkomen.
Verwoerd heeft geen oog heeft voor het literaire genre waarin het boek Openbaring is geschreven. Het gaat daarin om apocalyptiek, waarin een veelheid van beelden wordt gebruikt die niet ‘letterlijk’ mogen worden opgevat. Wanneer Openbaring zegt dat ‘een derde deel’ van de aarde wordt verwoest, gaat dat niet over 33,3% van de aarde, die dan ook nog eens op de kaart aanwijsbaar zou zijn. Zonder echt bijbelse grond profeteert Verwoerd dat er binnenkort en catastrofale ramp over de aarde zal komen die meer dan twee miljard slachtoffers zal vergen (p. 213). En dat als oordeel van God over het antichristelijke Rome. Ik heb in ‘de Waarheidsvriend’ geschreven dat ik dit een huiveringwekkend misbruik van de Schrift acht en een ontoelaatbare schending van het beeld van God zoals dat in Christus aan ons is geopenbaard. Daarmee bedoel ik niet dat God niet zou oordelen. Hij is een heilig God en Zijn gericht is realiteit. Maar onze God is rechtvaardig. Hij straft niet mensen om zonden die zij niet hebben begaan. Zou een inwoner van Europa gestraft worden om de bloeddorstigheid van de Roomse Inquisitie uit de zestiende eeuw, terwijl hij of zij zelf part noch deel heeft aan dat kwaad? En zou dan een inwoner van bijvoorbeeld Australië automatisch gespaard worden omdat hij het geluk heeft in een ander werelddeel te wonen? Dit heeft niets meer te maken met de gerechtigheid Gods!
Wat het boek Openbaring werkelijk bedoelt met ‘één derde deel’ van de aarde, is een aanduiding van een ernstig, doch nog niet definitief oordeel. Hier past geen geografische of getalsmatige berekening. Verwoerd heeft zijn letterlijke uitleg echter nodig om te kunnen oproepen tot emigratie vanuit Europa en Noord-Amerika naar Israël, om daar veilig te zijn voor het binnenkort losbrekend gericht van God. Het merkwaardige is dat hij deze oproep niet expliciet maakt, maar tussen de regels door insinueert. Ik heb de indruk dat mensen die eenmaal onder zijn invloed zijn gekomen, vervolgens rijp worden gemaakt voor de beoogde emigratie. Op p.204 luidt het: ‘Maak je klaar voor de uittocht! Ga nu eerst geestelijk uit, maak je los van alle wereldse systemen en al het wereldse denken. Breek met elke Rooms- Baylonische invloed, volg alleen Israëls God en Jezus onze Heere.’ Let op dat ‘eerst’. Wat betekent dat anders dan een oproep tot emigratie eer het te laat is? Nu geestelijk breken, straks lijfelijk breken, alle schepen in Nederland achter je verbranden en met de profeet op pad gaan naar veiliger oorden…
Als Verwoerd meent dat ik hem hier zaken in de schoenen schuif die hij zo niet bedoelt, dan hoor ik het graag van hem zelf. Neemt hij er afstand van dat mensen letterlijk dienen te emigreren vanuit Europa en Noord- Amerika? Dat zal voor mij de lucht behoorlijk doen opklaren. Want de idee dat we door een letterlijke emigratie aan Gods oordeel ontkomen, is verwerpelijk. Ontkomen aan Gods rechtvaardig oordeel is alleen mogelijk door te schuilen bij Christus en door vrede te vinden in Zijn gerechtigheid. En dan maakt het echt niet uit of je in Nieuw- Lekkerland woont of in New Orleans of in Rome of in Sydney of in Jeruzalem. Waakt dan, want u weet de dag noch het uur. Waakt totdat Hij komt en u Hem in geloof begroeten mag. Maranatha - kom Heere Jezus!
J. Hoek – Veenendaal