Jan van Dooijeweert aan dood ontsnapt
Nieuwsredactie | 11 reacties | 30-01-2016| 10:04
Evangelist en panellid van Refoweb, Jan van Dooijeweert, is de afgelopen Peru ernstig ziek geweest, waarbij hij op de rand van de dood heeft gelegen. Dat heeft zijn vrouw Nellie ons laten weten. Inmiddels gaat het weer beter met hem. Hieronder hunr verslag van de wonderlijke gebeurtenissen.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Nellie: "Het is zo’n 45 graden, nergens is wat verkoeling. Tussen de middag, als Jan even op een kerkbank gelegen heeft, zegt hij dat hij misselijk is. Ik raad hem aan meer te drinken, want omdat de wc ver weg is, drinken we te weinig. We gaan nog even onze polsen onder de kraan koelen en de les begint. Bijna aan het eind komt er een hermano naar me toe om paracetamol te vragen, omdat hermano Jan hoofdpijn heeft. Mijn signaal springt op rood! Na de les ga ik naar hem toe, hij is spierwit, kan amper staan. Ik ben zo ziek, zegt hij, zo ziek. Een hermano zegt tegen een ander: hermano Jan heeft geen kleur meer.
Met schrik en zorg zie ik de weg die we moeten gaan voor we bij de Rio zijn. De pilote komt ons altijd ophalen en neemt mijn rugzak. Maar Jan kan niet meer lopen. Twee sterkte jonge broeders ondersteunen hem en voetje voor voetje schuifelen we een eindje. Ik kan niet meer, steunt hij en we gaan in de schaduw van een huis zitten. Dit is mijn muerto, zegt hij dan. Een eind naar beneden, bij ons gebouw, staan de hermanos hem na te kijken. Als ze zien dat hij niet meer kan, komen ze er allemaal aan en gaan rondom hem staan bidden. Nooit kan ik vertellen wat de waarde van deze eenvoudige lieve broeders is. Daarna ondersteunen ze hem nog meer, maar het gaat niet meer. Ze willen hem dragen. Hermanas geven mij een arm, steunen mij... zijn zo ongelooflijk lief dat de tranen nu nog in mijn ogen springen.
Een hermana rent naar huis om een maca, een hangmat. Leggen die op de grond en leggen Jan er op. Heel de groep van 130 mensen gaat weer in gebed. Met zoveel voorzichtigheid en liefde dragen ze hem met een man of negen. Als we bijna bij de Rio zijn, gaan ze weer in gebed, want die steile kant naar beneden is geen kleinigheid. Dan dragen ze hem voetje voor voetje naar beneden. Jan is zo ziek, moet overgeven, maar kan niet. Als ze een eindje naar beneden gedaald zijn, werkelijk, God stuurt een chalupa: een snelle boot met banken. O, de trouw van de Meester!!!
De hermanos roepen en zwaaien en de boot komt er aan. Isabel heeft mij hier onder haar hoede genomen. Ze leggen Jan op de bank en we varen naar La Pozza. Maar ja, ook daar is geen ziekenhuis of wat. Jan is heel heet. Bij de boot wordt een motocar geroepen, daar zetten ze hem in, een broeder en ik ondersteunen hem. Bij de Hostal dragen ze hem omhoog en leggen hem op bed. Met tien hermanos en Isabel en Dorcas staan we om hem heen. Ik heb het zo heet, klaagt hij en ben zo ziek, ik ga sterven. Ik leg een nat washandje op zijn voorhoofd, Alejandro haalt twee flesjes ijskoud water die we tegen zijn gezicht aan leggen. Ook sprenkelen we het koude water op zijn borst en benen. Twee hermanos wuiven koelte toe met baddoeken. Met ons allen gaan we op de knieën. Nergens is hulp, maar we hebben onze Grote Geneesmeester en die kan hem beter maken.
Is er nergens een dokter, vraagt Jan. De man van de Hostal wordt gehaald, hij is aangedaan en wrijft Jan zijn arm. Hij is door de hitte bevangen, zegt hij. Dat denken wij ook. Ja, er is een dokter, die komt, een grote, jonge vrouw. Je hebt malaria, zegt ze, er is hier bastante malaria. Nee zeg ik, we gebruiken pastilles, het is de hitte. Ik vertel dat hij ruim vijf jaar geleden is geopereerd aan zijn hart. Ze zegt: wat doe je ook hier in dit moordende klimaat... Maar zij kan niet weten, dat als God roept, je gaat. Ik ‘zie’ op naar de Onziendelijke, Die ons hier riep.
Weer klaagt Jan, ik ben zo ziek, hermanos dit is mijn muerte. Alejandro belt SAM of ze hem morgen kunnen halen met het vliegtuigje. Hermano, je moet van de dokter naar de medische post voor een bloedonderzoek en weer dragen ze hem naar beneden en zetten hem in de motocar. Botsend en schuddend rijden we daar met mijn doodzieke man naar Galilea. Het grijpt me diep aan. Het is al donker en in het ziekenhuis is nergens licht. In het licht van Alejandro zijn mobiel leggen ze hem op de onderzoekstafel. Dan komen er een zuster en een broeder met een zaklamp aan en wordt er bloed afgenomen. Wat een getob.
Alejandro is met de hermanos in de gang in gebed, maar dat weet ik niet. Ook heeft hij naar zijn zoon in Wawas gebeld. Die riep direct de gemeente samen voor gebed. Regelmatig belt Bartolomé, ook Kony, Alexandro’s schoondochter. En daar staan we in het donker om Jan. Zo ziek, zo ziek... Het is zo donker, waarom? klaagt hij. Op die harde onderzoekstafel weet hij niet te liggen, dus zetten ze hem in een rolstoel. Hoe hij daar zat is niet te vertellen. Alejandro gaat achter hem staan en zegt, Hermano Jan, leg je hoofd maar tegen mijn borst.
We moeten wachten op de uitslag van het bloed. Ruim twee uur zitten we daar in het donker. Gelukkig, het bloed is allemaal goed, bloeddruk etc. Ook. Maar o, wonder, de armen van de Heere zijn niet verkort dat Hij niet zou kunnen helpen en zijn oor dat Hij niet zou horen. Ineens zie ik een verandering bij hem en mijn hart springt op van vreugde. Na een kwartier belt Greye van SAM en zegt dat hij met alle liefde morgen vroeg om 7 uur Jan komt ophalen. En wat zegt Jan: Hermano, dat vind ik geweldig, hartelijk, hartelijk dank, maar ik ben een stuk opgeknapt, het is niet meer nodig en bedankt hem. Waarop Greye zo vol liefde zegt: Ik doe het graag voor je hermano Jan.
Met de rolstoel rijden ze hem na de uitslag naar de doorgaande weg en zitten we met z’n allen op de stoeprand in het pikkedonker tot er een mototaxi komt. Alejandro vertelt me dat, toen ze in gebed waren, hij zag dat een zwarte wolk van Jan werd weggenomen. En op dat moment kwam er verandering in zijn situatie.
We leven hier in vijandelijk gebied. In Nederland denken we daar niet aan, maar hier wil satan geen verlies. Alejandro zei: Satan wilde hermano Jan van ons wegnemen... Als ze Jan thuis naar boven hebben geholpen, 27 treden hoog, gaat hij op een stoel zitten en we danken we de Heere voor Zijn wonderheerlijke uitredding. Dan vertellen de broeders me dat heel deze tijd de hele groep hermanos in gebed zijn. Niemand is naar huis gegaan. Ik denk aan Petrus in de gevangenis, ook toen was de gemeente heel de nacht in gebed. Dat heerlijke, kinderlijke geloof van deze mensen.
Vannacht, toen Jan heerlijk sliep, lag ik te denken, me te verwonderen. Zo vaak heeft de Heere uitgeholpen, wonderen hebben we meegemaakt, genade op genade. Er zijn mensen die zeggen minachtend: Ja, die fam. Van Dooijeweert heeft het altijd over wonderen... Alles wat ik schrijf is werkelijk gebeurt, niet één situatie is aangedikt of overtrokken. Maar we hebben wel een beetje anders geleefd en gewerkt dan veel mensen leven en werken in ons luxe en rijke land, waar alles is en alles mogelijk is. Hier leven we in volkomen afhankelijkheid van de Heere.
Het is ongelooflijk heet vannacht, nooit koelt het af en in het donker heb ik me gedoucht. Voor het open raam keek ik de rivier op, zag in de nevel van de nacht ver weg Yutupis. Ver weg in de selva is de roep van een vogel die een vrouwtje zoekt. Na verloop van tijd vliegt hij weg en het geroep verstomt. Selva, heerlijke, wondervolle wereld, maar ook zo’n moordende wereld. Selva, Gods geweldige schepping.
Jan ziet er weer stralend uit. Zijn lopen is nog wat wankel, maar dat gaat steeds beter. Vanmorgen blijven we thuis, later belt Alejandro hoe het is en zegt Jan dat we om 2 uur in Yutupis hopen aan te komen. Broeders staan bij de rand van de rivier te wachten en o wonder, het lopen gaat een stuk beter, alleen met klimmen en dalen hebben ze hem vast. Wat een liefde en bewogenheid. Dicht bij de kerk groeit de schare aan. Jan vertelt hoe het geweest is en Alejandro vertelt hoe vreselijk hij er uitgezien had, helemaal vervallen en hoe de Heere hem genas. En Jan... die krijgt de kracht om heel de middag les te geven, met zoveel vreugde, dat iedereen de Heere prijst.
Dan is er clausura, daarna het afscheid. Hermano Jan, kom je volgend jaar, zo God wil terug? We zullen veel voor je bidden, dat het kan. Afscheid nemen is zwaar... Een groep hermanos brengt ons naar de boot, we krijgen van een hermana litchi’s, zo vers van de boom. Van een ander 6 blauwe eitjes.
Een aangrijpende en heerlijke periode is afgesloten. In alles hebben we Gods hand ervaren. Het heeft niet meer geregend deze periode, zodat de steile en lange tocht voor ons gemakkelijker was. Wel werd het heter en heter. Die laatste middag toen het ook zo heet was, was er ineens regen, wel een uur lang, zodat het minder heet was en de weg nog lang niet glibberig.
Donderdagmorgen, 7 uur, varen we naar Nieva. Het is zeer mistig en in een mum van tijd ben ik helemaal vochtig, maar als later de zon schijnt genieten we van de reis in de chalupa en de gesprekken met Alejandro die bij ons zit. Isabel, Dorcas, een hermana van de cursus en de kinderen zitten achter ons. Ik heb de blauwe eitjes gekookt en iedereen krijgt een half broodje met een half ei. In Nieva stappen wij uit, volgens de mensen is hier in de Hostal internet en we willen dolgraag mailen en iets lezen uit Holland. Nieva is de provinciestad. Hier kunnen we misschien weer ons hart ophalen aan allerlei dingen die we thuis gewoon zijn.
Het kabeltje om onze camera op te laden hebben we vergeten. Dus hier vragen naar een winkel waar ze deze spullen verkopen. En wat denk je? Staat daar een man stralend naar ons te kijken, die we een week geleden één keer ontmoetten in de stromende regen. Hij nam ons gelijk mee naar een oudere man die zielsgelukkig was dat hij onze begeleider zag. Hij hielp ons helemaal gratis. Helaas... nergens internet en bellen kan ook niet. De kamer is bloedheet en we hebben spijt dat we niet met Alejandro zijn mee gegaan. Notabene lopen we bij de plaza en uit het gemeentehuis komt iemand naar ons toe. Hij zegt tegen Jan: U was in Yutupis bijna overleden, no? Zitten we 3 uur varen van Yutupis en weet deze jonge man dit... Een andere jonge man komt stralend op ons af. Hermano Jan, kent u me nog? Ik was in Bagua op de cursus. Ja, je zat links bij de eerste tafel, no? Siii."
Het verhaal van Jan (10/02/16):
Dinsdag 26 januari was het hoogtepunt geworden van alles wat tegen zat. Het was 48 graden Celsius! Je mag gerust van me geloven dat dit heel heet is. Maar ik heb nooit problemen met temperaturen. Nu was het anders. Tijdens het middageten werd ik een beetje misselijk en voelde ik me naar. De klas begon en het werd erger. Water gezocht om wat af te koelen. Dat hielp even. Daarna werd het erger en erger. Een half uur later was ik zo ziek dat ik op het einde rekende. Ik ben ruim drie uur in die toestand gebleven. Voor mijn beleving stervende. Ik moest de balans opmaken. Wat is dat aangrijpend! Duizenden kilometers van Nederland vandaan. Geen kinderen om je heen. Geen familie. De zeven jongere broeders hadden me in een hangmat gelegd en ze gingen met me op pad; naar de rivier, zoeken naar een boot, naar een dorp waar een medische post was. Nu ik dit neerschrijf lopen de tranen over mijn wangen. Wat was ik ziek. Wat was het idee van hier sterven zwaar. Ik had voor mezelf al besloten om me hier te laten begraven, maar er nog niet met mijn vrouw over gesproken.
Het was zo bijzonder; geen familie, maar zeven engelen (de broeders) om me heen en Alejandro en Isabel. Toen ik in het begin niet meer kon en ging zitten, hebben ze de Heere gesmeekt om mij weer gezond te maken. Toen ze me in de hangmat legden hebben ze vurig gebeden of de Heere hen kracht wilde geven om me te dragen en veilig bij de rivier te brengen.
En vervolgens kwamen we bij de steile helling vlak bij de rivier. Tien meter naar beneden. Ze legden me bovenaan neer, met hangmat op de grond en ze baden weer. Heel indringend. Ik kon het niet verstaan, het was in Ahuagun-stammentaal. En ik was zo ziek dat ik ook niet meer denken kon. Alleen nog één gedachte; het naderende moment om God te ontmoeten. Op dat moment stak Nellie haar hoofd in de hangmat (zo’n dichte hangmat, niet gevlochten) en ik zei: “Nelletje , ik ga sterven.” Haar reactie was: “Is alles goed tussen ons?” Waarop ik “ja“ ten antwoord gaf.
Beste mensen en ik was niet bang. Ik mocht zien op Jezus, op Zijn volbrachte werk. Ik dacht nog een keer: “Misschien heeft de Heere God voor mij nog wel een plekje tussen deze arme sloebers die binnen komen.”
De broeders namen me weer op en daalden die steile helling af. Wat een liefdevol gebeuren! Bij de rivier was het eerste wonder: er lag een ruime boot te wachten, net aangekomen. Ze droegen me erin en de man voer met ons weg. Naar een ander dorp. We zijn er gekomen. We zijn na eindeloos geharrewar en getob, met behulp van een motorkar over een vreselijke weg vol gaten en kuilen, op een medische post terecht gekomen. Het was inmiddels 7 uur en aardedonker. De post was mooi opgezet, goed onderhouden, maar zonder elektrisch licht. Met behulp van allerlei zaklampen is er een diagnose gesteld. Malaria in erge mate! Maar bij het bloedonderzoek bleek dat niet het geval (van het bloedprikken heb ik niets gemerkt). Bevangen door de vreselijke hitte, was de eindconclusie.
We zijn zo’n 2,5 uur op die post geweest. Op een gegeven moment zei Alejandro, Hermanos, de satan wil hermanos Jan weg hebben. Hij vertelde dat ze met het bloedprikken met elkaar op de gang baden en Alejandro zag dat een zwarte wolk van over mij weg trok. Satans aanslag werd afgeslagen op het gebed. Toen kreeg ik ineens weer aandacht voor de omgeving, enzovoort. Het ging de goede kant op.
De zeven broeders hebben me weer naar ons hotel gesjouwd en in bed gebracht. En weer gebeden om herstel. Met medicijnen ben ik gaan slapen en vanmorgen was ik een heel stuk opgeknapt. Zelfs zoveel dat ik vanmiddag de afsluiting van de cursus weer hoop te leiden.
De wolk is weg. Alejandro zei: Satanas wil niet dat deze mensen van Jezus horen en onderwezen worden. Hij wil ze terug in zijn macht. Maar in mijn hart jubelt het ook: “Ik ben niet in de kuil gezonken, God heeft het leven mij geschonken.” Dat is dan toch weer zo’n heerlijke ervaring in dit machtige werk! Dan kan alleen verwondering je hart vervullen. En liefde voor deze zielsgetrouwe broeders.
Lieve mensen, vooral jonge mensen, leef toch met de Heere, Hij stelt je nooit teleur, Hij is de Machtige om over je waken, zelfs als de satan zijn netten om je heen slaat.
Vanmorgen, de dag na de hitteshock, was ik nog niet in staat om naar de klas te gaan, Om half twee zijn we gegaan. Wat hebben we met elkaar een vreugde gehad dat ik er nog was en ook gelijk weer kon werken. De broeders kwamen niet uitgeloofd en uitgejubeld. Heel positief roemden ze de Heere omdat Hij de God is die wonderen doet.
Wat zou het zegenrijk zijn voor Nederland, wanneer dit geloof ook hier gevonden zou worden.
Ik heb het met ontroering gelezen. Ik weet dat ds en mevrouw van Dooijeweert bescheiden zijn, maar wat heb ik grote bewondering voor hen!
Dus ik begrijp jullie moeite met deze woorden niet helemaal...!
het gaat niet om het woordje 'dood', maar over 'ontsnapt'. Ontsnappen is een menselijke inspanning en dat is niet toepasselijk op de situatie. Alle leven is in Gods hand, vandaar de opmerking.
Onze bijzondere, liefdevolle broeder, die zoveel mag betekenen voor Refoweb.
Gods zegen voor Jan en Nellie gewenst, zowel in Peru als in Nederland.
Wat is satan toch machtig, maar hoeveel machtiger is de Heere! En laat die eenvoudigheid van het geloof van deze mensen alle lezers tot jaloersheid wekken.
Ik wens ds. en mevrouw nog een gezegende tijd in Peru.