Worstelingen van een refomeisje
Nieuwsredactie | 13 reacties | 09-02-2015| 08:07
“Een goed en stevig gebouwd nest kan tegen een stootje.” Het is een inleidende opmerking in het boek waarin Annemarie van Heijningen terugkijkt op haar jeugdjaren in de Gereformeerde Gemeenten. Haar twaalfde productie, met de titel “Refomeisje”, is een vlot geschreven en herkenbare autobiografie en verschijnt eind deze week.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Het verhaalt de worsteling van een meisje uit bevindelijke kring met zaken als geloof en bekering, maar het handelt ook over haar vragen en vraagtekens bij allerlei uiterlijke vormen en historisch bepaalde standpunten en meningen van datzelfde nest. Refomeisje leest zich in één adem uit. Annemarie neemt de lezer mee in haar persoonlijke geloofsworstelingen, de onderlinge warmte en verbondenheid, het samen zingen rond het orgel. Maar er is ook pijn. Over liefdeloze visies en eindeloze meningen ten opzichte van anderen en andersdenkenden. Over het gebrek aan antwoorden en... ja ook over het al dan niet dragen van een broek, korte haren, de uitverkiezing en het juichend christendom. Het is het verhaal dat veel jongeren, maar ook ouderen met een reformatorische achtergrond zullen (her)kennen.
“Refomeisje” is eveneens een ontroerend relaas van een kind -en later jonge vrouw- dat op zoek gaat naar de God Die haar al lang heeft gevonden en haar liefdevol nodigt tot het heil. Maar dat gaat immers zomaar niet, ondanks dat ze op het erf van het verbond is geboren... De vragen die Annemarie stelt en de problemen waar ze tegenaan loopt, zijn dezelfde als die bij tal van andere refojongeren. Het zijn de kwesties en onderwerpen waar de vragenrubriek van Refoweb bol van staat. Niet zonder reden wordt deze jongerensite dan ook aangehaald in de bijlage waar uitleg wordt gegeven over de Tale Kanaäns, de geheimtaal van onze subcultuur.
De vlotte pen van de schippersdochter neemt de lezer in vogelvlucht, maar soms ook zeer gedetailleerd, mee langs en door gezins- en familiekring, het verenigingsleven, de kerk en haar liefde voor muziek en evangelisatie. Wanneer ben je bekeerd? Wie zijn die bekeerden? Wat is het ware geloof? Vragen die, zij het subtieler, ook een rol spelen in “Dorsvloer vol confetti” van Franca Treur. Waar Franca het antwoord ten diepste schuldig blijft, loopt de zoektocht van Annemarie uit op een heerlijk vinden en toeëigenen van Christus. Beide schrijfster hebben met elkaar gemeen dat ze niet de intentie hebben hun eigen nest te bevuilen. En daarom is ook “Refomeisje” net als “Dorsvloer”een spiegel voor ons als reformatorische gezindte. Zijn we een lieflijke geur van Christus of vechten we louter voor leer en kerkmuren?
In haar eigen kerk kreeg Annemarie het oordeel “licht” toebedeeld. In de huidige context, het vrijzinnige Groningen, is ze opeens “zwaar”. Daar is ze weer het refomeisje. Het kan verkeren.
Uit het boek:
“Ik zat ergens tussenin. Dat kwam omdat ik van de Gereformeerde Gemeenten was. Dat was strenger dan de Hervormde Kerk, maar niet zo streng als bijvoorbeeld de Oud Gereformeerde Gemeenten. Later bedacht ik dat ik de Hervormde Kerk te evangelisch vond en kerken als de Oud Gereformeerde Gemeenten te wettisch. De Gereformeerde Gemeenten was het veilige midden. Al bleef het jammer van die broek. Hoe kon bijvoorbeeld een roze broek met bloemetjes nu een mannenkleed zijn? Als ik zoiets vroeg, kreeg ik geen antwoord.”
“Een preek bestond meestal uit drie punten en een toepassing. Bij het eerste punt trok ik bijvoorbeeld zo veel mogelijk gespleten haarpunten uit elkaar. Bij het tweede punt ging ik bootjes vouwen van Fruittellapapiertjes. En bij het derde punt bekeek ik de landkaarten achterin mijn GBS-bijbel.”
“Ik vind het gewoon gemeen, die hele uitverkiezing, flapte ik er op een keer uit. ‘Ik bedoel: ik ben er mooi klaar mee. Als God mij niet verkoren heeft, kan ik bidden tot ik een ons weeg en ga ik alsnog verloren.’ Ik had een akelige foto in het blad Koers gezien, bij een artikel over de uitverkiezing. Een doos met donkerbruine bonbons en één witte. En die ene witte werd er trefzeker uitgepikt met een zilveren bonbontangetje. Een foto die me op de een of andere manier boos en wanhopig maakte. Werkte God zo? De ouderling ging uitgebreid op mijn vraag in. Hij moedigde me aan vooral te blijven bidden, te zoeken en te kloppen. De uitverkiezing is juist een troost voor mensen die erachter komen dat zij zichzelf niet kunnen bekeren. ‘God laat geen bidder staan. Hij is zelfs machtig genoeg om een niet-uitverkoren persoon alsnog zalig te maken.’ Ik was blij verrast met het antwoord.”
“Er was niets waar direct of indirect meer voor gewaarschuwd werd dan voor het juichend christendom. Er was ook niets waarvoor je meer moest waken. Het juichend christendom bestond uit mensen die dachten dat ze bekeerd waren op ‘valse gronden’. Ze hadden ‘de Jezus van vijf letters aangenomen’. Dat was verschrikkelijk. Ze hadden Jezus als het ware gestolen.”
“Je diende als christenmeisje zo gekleed te gaan dat de wereld niet om je zou lachen en Gods volk niet om je zou schreien. Wat tamelijk ingewikkeld was. ‘Denk je dat je als meisje of als vrouw ooit kunt bidden met een broek aan?’ Deze retorische vraag had ik onlangs gelezen in het jongerenblad Daniël. Het viel uit te proberen. Voor God hoefde ik geen verstoppertje te spelen. Hij zag mij altijd, ook nu. Ik vond het een geruststellende wetenschap, vouwde mijn handen en bad: ‘Heere, ik heb een broek gekocht. U weet dat de meningen erover verdeeld zijn. Laat het me alstublieft zien als ik een fout maak. Doorgrond mij en ken mij. Zie of er een schadelijke weg bij mij is en leid mij op de eeuwige weg. Amen.’ Ik deed mijn ogen open. Er was niks opzienbarends gebeurd.”
“Luister jij naar Elly en Rikkert? vroeg een gemeentelid geschrokken. ‘Joh gekkie, dat is hartstikke gospel.’ Gospel was gevaarlijk. Dat was zoiets als ‘Hierperdepiep, Jezus houdt van je,’ en dat kon een mens pas zeker weten als hij eerst gestorven was aan zichzelf. Dat werd de toeleidende weg genoemd: de dood aan jezelf en je heil zoeken bij Christus. ‘Als jij hier zo veel moeite mee hebt,’ zei ik, ‘dan snap ik niet dat jij naar André Hazes en Frans Bauer luistert.’ Het was even stil. ‘Als ik ooit bekeerd word, stop ik daar natuurlijk mee,’ kwam ze aarzelend. Met de beste wil van de wereld kon ik haar denkwijze niet volgen."
“De Heidelbergse Catechismus sprak van ellende, verlossing en dankbaarheid en in die volgorde moest het gebeuren. Sommige christenen dachten wel dat bekeerd worden in de juiste volgorde niet nodig was, maar dat was een dwaling.”
“Er rolde een traan over mijn wang. En nog één. Niemand zag het. Behalve de Heere. Ik hoopte zo dat dit het begin was van mijn zondenkennis – en daarmee het begin van mijn bekering.”
“Er was een vrouw die met een witte hoed op aan het Avondmaal ging. Soms nodigde ze na kerktijd andere mensen uit om samen wat te zingen. ‘Daar moet je niet wezen hoor,’ zei een aantal donker geklede vrouwen onderling tegen elkaar. ‘Dat is met een gitaar en zo.’ Een witte hoed dragen en een gitaar hebben, dat wekte de schijn van een vals geloof.”
“Hier hadden we met z’n allen naartoe geleefd. Het was tweede paasdag en we deden belijdenis. Belijdenis van het geloof, niet belijdenis van je geloof. Het was het beamen van de waarheid, het beamen dat de leer ‘alhier geleerd’ de zaligmakende leer was. Dat laatste, daar zat ik mee. Belijdenis doen was eigenlijk ook trouw beloven aan de Gereformeerde Gemeenten, was ons uitgelegd. Hoe kon ik dat nu zeker weten voor de rest van mijn leven? Ik fietste voor mezelf zo’n beetje om die vraag heen en nam me voor om trouw te beloven aan de Kerk met een grote K. En om, met vallen en opstaan, trouw te beloven aan de Koning van de Kerk.”
“Die zondag preekte de dominee over Psalm 45:11. ‘Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis.’ Een bruiloftslied. De punten waren: horen, zien en vergeten. Dat was wat ik deed. Ik hoorde Zijn stem, ik zag mijn Heiland en ik vergat de mensen om mij heen. O Lam van God, ik kom.”
“Ik probeerde heilig te leven, wat niet erg goed lukte. Ik was niet het prototype bekeerd mens. Bekeerde mensen waren in mijn ogen vaak ingetogen en bedachtzaam. Ik was het tegenovergestelde: uitbundig, impulsief en enigszins opvliegend. Daar leed ik wel wat onder. Hoe kon ik ooit een ernstig kijkende, zachtmoedige ziel worden?”
“Terwijl ik van kamp tot kamp steeds voortging, werden mensen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte door de kerkenraad bevraagd als ze deelnamen aan gezinskampen of bijbelstudiekampen. Dat snapte ik niet. Hoe kon een kamp waar de bijbel werd bestudeerd nu fout zijn? Voor een christen is het toch normaal dat je aan bijbelstudie doet?”
“En daar kwam J. Blaauwendraad door de bocht, met zijn boekje Het is ingewikkeld geworden – een pleidooi voor gewoon gereformeerd. Hij schreef wat ik dacht en voelde, al had ik het zo nooit kunnen verwoorden. Ik was de enige niet. ‘De Blaauwendraadjes vliegen hier over de toonbank,’ zei de meneer van de plaatselijke christelijke boekhandel vrolijk. Hij deed goede zaken. Van lieverlee begon ik me unheimisch te voelen in mijn eigen kerkverband. Binnenkort zou ik verhuizen. Wilde ik lid van de Gereformeerde Gemeenten blijven?”
“Het was mijn afscheid. Ik weet niet meer precies wat er gezegd is tussen de ouderlingen en mij. Wel dat het goed was om elkaar even in de ogen te kijken en om elkaar de hand te schudden. Op de terugweg liep ik alleen. Ik haalde diep adem. Ik was geen GerGemmer meer. De kerk waar mijn geloof het levenslicht zag, had ik verlaten. Het deed toch pijn.”
“De tijd verstrijkt. Inmiddels heb ik mijn eigen refomeisje: een kleuterdochter, die zingt. Ze zingt als ze speelt. Ze zingt bij het halen van de boodschappen. Ze zingt achter op de fiets. Luidkeels en zonder gêne voor een ieder die het horen wil: Jezus is de goede Herder. U alleen, U loven wij. Alzo lief had God de wereld. En ik mag haar moeder zijn en haar vertellen dat God altijd doet wat Hij belooft. ‘Natuurlijk,’ zegt ze dan, ‘want beloofd is beloofd.”
"Zie Ik sta aan de deur en klop", zegt de Heere,
En de ouderling zegt dus:
(ik citeer:
"De ouderling ging uitgebreid op mijn vraag in. Hij moedigde me aan vooral te blijven bidden, te zoeken en te kloppen.")
Hoe kan Petrus zeggen, maak uw verkiezing vast, als wij niet al uitverkozen zijn?)
Met andere woorden , we laten ons opzettelijk niet uitnodigen voor de bruiloft, want de leer zegt dat we eerst nog een uitnodiging moeten krijgen.
http://www.refoweb.nl/vragenrubriek/958/2829klopt-en-u-zal-opengedaan-worden2829-wie-moet-er/
Laten we hier geen tegenstelling van maken. Allebei de manieren komen van God uit.
Daarnaast: een leer die beweert dat we (de kerkgangers) eerst nog een uitnodiging tot het bruilofstmaal moeten krijgen, is een valse leer. Allen die het Woord horen, worden namelijk genodigd tot het heil. Zie de gelijkenis in Matt. 22.
Hoe meer je in het Woord leest, hoe groter de verwondering wordt over de gewilligheid van Christus en de liefde van God de Vader voor verloren zondaren.
Waar is het mis gegaan, waar i de dwaling gekomen.
De Heer Jezus nodigt, klopt, roept en wacht.
En wacht en wacht en wacht, totdat het te laat is.
- het idee dat een jong kind van God vaak al vroeg sterft.
De tekst over: dat je het huis van je vader moest vergeten heb ik ook gehad waardoor ik los(ser) kwam van de uitzonderlijk bijzondere wegen die de Heere gaat met Zijn uitverkorenen.
Wat is er precies misgegaan?
Ik vind het mooi dat je het woord overgeven gebruikt. Het is een woord dat me de laatste jaren behoorlijk heeft bezig gehouden. Overgave aan Gods liefde... Je leven geheel toevertrouwen aan Hem... Dat is waar het echt om draait.
Tegenover overgave staat kracht, eigen kracht. We spitten de bijbel door. We proberen uit te zoeken hoe het precies zit (streven naar waarheid). Als we die waarheid helder hebben dan gaan we ons daar heel precies aan houden (streven naar heiligheid) Dit lukt dan vaak niet zodat we ons schuldig voelen en nog weer beter ons best gaan doen. Aan de buitenkant lijkt dit leven misschien erg vroom. In werkelijkheid is die manier van leven slaafs en uitzichtloos. Het is een leven waarin je je zelf probeert te redden.
Simpel je leven overgeven. Dat is jezelf verliezen en je laten bevrijden uit die beklemmende neerwaartse spiraal. Het kan! Dank God.
"Maar allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden, hun, die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil van het vlees, noch uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn…" (Johannes 1:12-13)
Laat de rest lekker over aan theologen... Geloof dat Jezus je redder is, richt je leven in zoals Hij dat van je vraagt, niet om iets te verdienen, maar omdat Hij het vraagt. Wordt maar es moedeloos als het niet lukt maar sta op: Hij heeft het al volbracht.