A Dieu
Noortje | Geen reacties | 04-12-2008| 10:14
Geen woorden had ik toen ik hoorde
De woorden die de dokter sprak.
De woorden, die mijn ziel doorboorden,
De kleine hoop, die in mij gloorde,
Volkomen, ja volkomen brak.
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Hij had zijn adem uitgeblazen,
De allerlaatste die hij had.
Want voor de dood heeft 't net geen mazen,
Die kijkt niet naar een levensfase.
Mijn God, wat héb ik liefgehad!
Zo kort nog hadden wij op aarde
Ons leven met elkaar gedeeld,
Toen grote zorg zich openbaarde
En ook geen dokter ons verklaarde
Wat hem nu werk'lijk had gescheeld.
Daar kwam de dood ons leven scheuren.
Mijn God, wat héb ik liefgehad.
Hoe kan ik anders nog dan treuren
Als 't leven grauw zich gaat verkleuren.
Als dood is, dóód, mijn lieve schat.
De mens, die U bracht in mijn leven,
Mijn God, heb ik zó liefgehad.
Hoe hecht was ons bestaan verweven,
Al was het dan slechts voor heel even,
Tot U, mijn God, ons pad betrad.
U bracht hem binnen in de zalen
Van 't hemelse Jeruzalem.
Maar ik bleef op de aarde dwalen,
Waar niemand wacht op rouwverhalen,
Want God, ik hield zielsveel van hem.
En toen mijn ziel in pijn verkwijnde,
Toen kwam U Zélf, mijn Heer', mijn God!
Vergeef mij, dat ik U verkleinde
Toen smart en rouw zo hevig schrijnde,
Schier niemand deelde in mijn lot.
U strekte in Uw groot erbarmen
Uw handen troostend naar mij uit
En trok mij in Uw Vaderarmen
Waarin ik mij nog steeds mag warmen.
Uw balsem mij geheel omsluit.
U liet mij zien dat in dit sterven
't Gebed van Jezus werd verhoord,
Die, vóór Hij zaligheid ging werven,
Zijn eigen leven moest gaan derven,
Bad voor hen, die Hem toebehoort.
Hij bad: "Dat bij Mij zijn de velen
Die U aan Mij gegeven had."
En toen U troostend mij ging helen,
Liet zien dat U met mij wou delen
Uw kind, die ik heb liefgehad,
Toen had ik wederom geen woorden
Voor heel Uw handelen met mij.
Mijn God, Wien ik ook toebehoorde,
Die al mijn schreien, klagen hoorde,
Mijn God, míjn God, wat troostte Hij!
Ik zeg nu "à Dieu" mijn lieve,
Want in Gods gouden, eeuw'ge stad
Zal ik, waar dood ons niet kan klieven
En zo mijn God het mij believe,
Jou zien, die 'k zó heb liefgehad.