De Schrift niet normatief

Ds. H. van den Belt / 1 reactie

06-11-2009, 18:31

Vraag

Geachte dr. H. van den Belt. Op de website van de Maranathakerk in Rotterdam beluisterde ik een preek van u over Psalm 139. Daarin gaf u aan dat er gedeelten zijn in de Schrift die niet normatief zijn, maar meer om jezelf er in te herkennen. Als voorbeeld noemde u het feit dat Job zijn geboortedag vervloekte. U hield ook de mogelijkheid open dat een aantal verzen uit Psalm 139 zo bedoeld zijn. Wat ik echter heel moeilijk vind is om te bepalen welke gedeelten dan normatief zijn voor ons leven. In hoeverre heeft de Bijbel dan echt gezag? Als we ons bij een bepaald bijbelgedeelte niet zo prettig voelen, zouden we kunnen zeggen: "Dat gedeelte moet je niet opvatten als plicht voor ons in deze tijd." Ik denk dan bijvoorbeeld aan gedeelten uit de brieven van Paulus over gezagsverhoudingen in het huwelijk en in de kerk. Of als we Paulus horen zeggen: "Ik ellendig mens..." zouden we kunnen zeggen: "Maar het is niet de bedoeling dat wij dat ook gaan zeggen, want God hecht grote waarde aan ons leven." Ik hoop dat u mijn worsteling een beetje begrijpt.


Antwoord

Het gezag van de Schrift is altijd een heel gevoelig onderwerp. Wat ik precies in die bewuste preek gezegd heb, weet ik niet meer. Wat ik ongetwijfeld bedoeld heb is het onderscheid tussen historisch gezag (zo is het geweest) en normatief gezag: zo moet het ook nu. Soms is het heel duidelijk. Als er staat dat Petrus Christus verloochent, heeft dat wel historisch gezag, maar dan is het geen voorbeeld voor ons. Als de Heere Jezus echter zegt: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan heeft die tekst normatief gezag. Er is eigenlijk geen verschil in gezag, want al de Schrift is van God ingegeven en nuttig… Maar er is wel verschil in de toepassing van het gezag voor nu. Soms is het ook best lastig, neem het vierde gebod. Dat heeft wel gezag, maar toch is de dag (de zaterdag) weer niet normatief, omdat het tot de ceremoniële wet gerekend wordt. Met de Psalmen is het soms ook lastig. De dwaas zegt in zijn hart dat er geen God is, maar dat betekent niet dat dat waar is, of dat wij dat ook moeten zeggen. Soms worden er in de Psalmen ook emoties beschreven die weliswaar herkenbaar zijn –en dat kan ook een troost zijn– maar daarmee nog niet normatief in die zin dat wij ook zo zouden moeten spreken. Als er staat in Psalm 139 “Ik haat hen met een dodelijke haat” dan geldt dat wel van de zonde, maar mogen we in het licht van het NT de zondaar als vijand toch liefhebben. Uiteindelijk zal de toorn van God wel degegen die in hun verzet volharden, treffen. In eschatologische zin – gelet op het eindoordeel, kun je deze tekst dan wel weer als voorbeeld nemen. Voor dit leven geldt echter: Hebt uw vijanden lief, zoals ook zoveel christenen die moeten lijden om hun geloof beoefenen.

Een paar lessen:

-We moeten altijd bidden om de leiding van de Heilige Geest bij het lezen van de Bijbel.

-We moeten de Schrift altijd lezen in de context van de hele Schrift. Dan is het vaak ook weer niet zo moeilijk om te onderscheiden wat normatief is en wat niet.

-Ook die gedeelten die wij niet moeten navolgen, zijn wel degelijk tot nuttig tot lering. Dus kunnen we altijd vragen: wat moet ik hieruit leren.

-Je moet niet afgaan op een ‘prettig’ gevoel, maar wel letten op de vervulling van het OT in het NT, op de voortgang van de openbaring dus.

Het zou in ieder geval verkeerd zijn om aan bepaalde gedeelten van de Schrift op een of andere wijze het gezag te ontnemen. De vraag is echter wel: Wat betekent deze tekst nu voor mij?

Voor de fijnproevers voeg ik nog een citaat van Herman Bavinck toe:

“De openbaring van God toch is gegeven in de vorm van een geschiedenis; zij heeft verschillende tijden doorlopen. Lang niet alles, wat in de Schrift staat opgetekend, heeft normatief gezag voor ons geloof en leven. Veel van wat door God geboden en ingesteld is geweest, of door profeten en apostelen is voorgeschreven en verordend, gaat ons niet rechtstreeks meer aan en had op vroeger levende personen betrekking. Het gebod aan Abraham, om zijn zoon te offeren; het bevel aan Israël, om alle Kanaänieten te doden; de ceremoniële en burgerlijke wetten, die golden in de dagen van het Oude Testament; de bepalingen van de synode te Jeruzalem en zo veel meer zijn zeker als historie nog nuttig ter lering en vermaning, maar kunnen en mogen door ons niet meer opgevolgd worden. En dat niet alleen, maar de openbaring heeft in haar beschrijving niet alleen de goede werken van de heiligen maar ook de boze daden van de goddelozen opgetekend. Meermalen komen er dus woorden en handelingen in de Schrift voor, welke wel als historisch waar maar niet als normatief worden voorgesteld; zover is het er vandaan, dat deze regel mogen zijn voor ons geloof en leven, dat zij veeleer verworpen en afgekeurd moeten worden. Ook de zonden van de heiligen, van een Abraham, Mozes, Job, Jeremia, Petrus enz. worden ter waarschuwing, niet ter navolging meegedeeld. En eindelijk kan bij vele personen, bij de aartsvaders, Debora, de richters, de koningen, de vrienden van Job, Hanna, Agur, de moeder van Lemuel, de dichters van sommige psalmen, zoals de vloekpsalmen, Ps. 73:13,14, 77:7-9, 116:11, en voorts bij Zacharia, Simeon, Maria, Stephanus enz. de vraag gesteld worden, of hun woorden alleen formeel, wat hun optekening betreft, of ook zakelijk, wat hun inhoud aangaat, zijn geïnspireerd. Voetius oordeelde, dat vele van deze personen, zoals Job en zijn vrienden, niet tot de profeten kunnen gerekend worden en handhaafde dit gevoelen tegenover Maresius.

Bavinck nuanceert het wel wat door te zeggen dat het historische gezag en het normatieve gezag zich in de Schrift niet op abstracte wijze laten scheiden. “Ook in de leugenachtige woorden van Satan en de boze daden van de goddelozen heeft God iets tot ons te zeggen. De Schrift is niet alleen nuttig tot lering, maar ook tot waarschuwing en vermaning. Zij onderwijst en verbetert ons, zowel door af te schrikken als door aan te sporen, zowel door beschaming als door vertroosting. Maar wel werd het door die onderscheiding duidelijk gemaakt, dat de Schrift niet kan en mag opgevat worden als een wetboek vol artikelen. Beroep op een tekst buiten het verband is voor een dogma niet genoeg. De openbaring, in de Schrift neergelegd, is een historisch en organisch geheel. Zo wil ze gelezen en verklaard worden. En daarom moet het dogma, dat met autoriteit tot ons komt en regel wil zijn voor ons geloof en leven, op heel het organisme van de Schrift gegrond en daaruit afgeleid zijn. Het gezag van de Schrift is een ander dan dat van een staatswet.” (Herman Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, 4de druk, deel 1, 427-428)

Dr. H. van den Belt

Dit artikel is beantwoord door

Ds. H. van den Belt

  • Geboortedatum:
    08-06-1971
  • Kerkelijke gezindte:
    PKN (Hervormd)
  • Woon/standplaats:
    Woudenberg
  • Status:
    Inactief
42 artikelen
Ds. H. van den Belt

Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
1 reactie
JackLewis
07-11-2009 / 07:05
Helder!

Terug in de tijd

Beste dominee, Ik zal proberen mijn vraag hier duidelijk te formuleren. Het zijn eigenlijk meerdere vragen en ik begrijp dat u misschien niet op alle vragen een antwoord kunt geven, maar ik zou gra...
Geen reacties
06-11-2004
Tijdens Bijbelvertellingen op school, in kinderbijbels en naar ik meen ook vaak in preken, wordt gezegd dat Noach uitgelachen werd toen hij bezig was met het bouwen van de ark en dat de mensen, toen d...
1 reactie
06-11-2013
Kan een onbekeerd mens dingen doen die tot eer van God zijn en dus niet zondig zijn? Of is het zo dat een onbekeerd mens alleen maar zondige dingen kan doen?
Geen reacties
06-11-2006
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering